Naar inhoud springen

Troonrede 1983

Uit Wikisource
Troonrede 21 september 1982 Troonredes Koningin Beatrix (1980-2012) door Koningin Beatrix, Ministerpresident en ministers

Troonrede 20 september 1983

Troonrede 18 september 1984

Op dinsdag 20 september, Prinsjesdag 1983, sprak Hare Majesteit de Koningin de onderstaande troonrede uit.

[ 13 ]

Troonrede 20 september 1983
Beatrix, Koningin der Nederlanden
(Minister-president: Ruud Lubbers)


Leden der Staten-Generaal,

Ons land wordt deze jaren zwaar op de proef gesteld. Velen verloren hun baan. Talrijke jongeren konden nog niet aan de slag komen. De steeds grotere financiële tekorten van de overheid konden dat niet verhelpen. Deze hebben slechts geleid tot steeds hogere rentelasten en daarmee weer tot grotere tekorten. Wetvaart en werkgelegenheid van land en burger werden steeds verder aangetast. De begroting die U vandaag wordt aangeboden en het beleid van de regering zijn dan ook allereerst gericht op het doorbreken van deze situatie. Ten behoeve van het herstel zijn aanpassingen nodig. Het kabinet is zich bewust dat sommige daarvan burgers en groepen van burgers zeer pijnlijk treffen door achteruitgang van inkomen, door grote veranderingen in werk- en leefomstandigheden, of door het ontstaan van onzekerheid. Toch wil het kabinet de noodzakelijke ingrepen niet uit de weg gaan. Er staat te veel op het spel. De ontwrichting van welvaart en werkgelegenheid, die de laatste jaren steeds ernstiger werd, moet een halt toegeroepen worden, pas dan kunnen wij samen aan herstel gaan werken. Herstel is mogeiijk. Daarom moeten wij nu doorzetten. Met elkaar kunnen wij de moeilijkheden overwinnen, opdat er weer zekerheid komt voor ouderen en kansen voor jongeren. Het verbeterend internationaal getij stelt ons juist nu in staat een keer ten goede te bewerkstelligen.

De wijzigingen in de sociale zekerheid zijn erop gericht dit stelsel betaalbaar te houden. Om de pijn eerlijk te verdelen is gekozen voor deels een algemene vermindering, deels een bijzondere aanpassing van de hogere uitkeringen. Mede op grond van de adviezen van de Sociaal-Economische Raad en in samenspraak met U, Leden van de Staten-Generaal, zal de komende jaren een vernieuwd, rechtvaardig en betaalbaar stelsel van sociale zekerheid uitgewerkt moeten worden. De voorgestelde maatregelen maken het mogelijk de sociale premies te verlagen ten gunste van werkenden en uitkeringsgerechtigden. Op deze wijze kan het verlies aan koopkracht wat beperkt worden.

Voor de werkenden is het daardoor gemakkelijker af te zien van de prijscompensatie en deze te bestemmen voor herverdeling van werk en voor de versterking van het bedrijf of de instelling, waar men werkt. Zo wordt de vorig najaar met werknemers en werkgevers afgesproken beleidslijn om het arbeidsvoorwaardenoverleg daarop te richten, versterkt. De enorme toevloed van jongeren en vrouwen op de arbeidsmarkt maakt de verdeling van het werk door deeltijdbanen en anderszins tot harde noodzaak. Dat is moeilijk, maar toch moeten wij het werk zo organiseren dat meer mensen kansen krijgen. Dat zijn wij elkaar verplicht.

Inkomensoffers van ambtenaren en van hen die werkzaam zijn bij door de overheid gefinancierde instellingen, zijn mede noodzakelijk om de daar aanwezige werkgelegenheid zo goed mogelijk in stand te houden; tegelijk echter ook om via de herverdeling van de beschikbare werkgelegenheid meer burgers kans op werk en inkomen te geven. Het gaat daarbij om tienduizenden. [ 14 ]

De vandaag uitgebrachte werkgelegenheidsnota gaat in op het herstel van economie en werkgelegenheid, op de verdeling van het werk en op de mogelijkheden voor uitkeringsgerechtigden om zinvol werk buitenshuis te verrichten.

Het bedrijfsleven, bestaande en nieuwe bedrijven, met allen die daarin werkzaam zijn, zullen weer het draagvlak moeten worden van groeiende werkgelegenheid en welvaart. Daartoe moeten wij het overheidstekort en de druk van belastingen en premies verminderen. Hiertoe wordt nu een forse aanzet gegeven. Het financieringstekort gaat, zij het bescheiden, dalen. De sociale premiedruk daait aanzienlijk. Ondanks belastingmaatregelen stijgt de totale belastingdruk in de samenleving niet. Zelfs bij de krappe kas van de overheid heeft de regering toch een lastenverlichting voor het bedrijfsleven voorgesteld; voor bedrijven en zelfstandigen. De regering dient vandaag soberder begrotingen in. Om echter te voorkomen dat bij de stijgende rentelast en de scherp gestegen kosten van de werkloosheid ten laste van de rijksbegroting, de overheidstaken te sterk ingekrompen worden, moeten belastingmaatregelen genomen worden. Deze verzwaringen staan dus tegenover verlichtingen. De belastingmaatregelen zijn zo gekozen dat zij duidelijk het zwaarst drukken op de burgers met de hogere inkomens. Op deze wijze worden de lasten van de hogere werkloosheid en de bedragen gemoeid met de lastenverlichting voor het bedrijfsleven naar draagkracht verdeeld, en komt ook volgend jaar geld beschikbaar voor een bijzondere uitkering aan hen die van het minimum rond moeten komen.

Bij het herstel van de werkgelegenheid kan het niet alleen gaan om lastenverlichting en beheersing van kosten. Daarom heeft het kabinet ook een begin gemaakt met de vereenvoudiging van de regelgeving in ons land.

Deze taakstelling heeft niet alleen betekenis voor de economie. Burgers en bedrijven hebben recht op een overheid die sober is in haar regelgeving. Strikt waar het moet, maar niet alomvattend en bureaucratisch. Een overheid die zich onthoudt van wat door anderen minstens zo goed gedaan kan worden. Een overheid die zich beperkingen oplegt, maar helder en strak is daar, waar zij moet optreden, zoals bij de bestrijding van fraude, van handel in drugs en van aantasting van het milieu. Als wij hierin slagen zal de rechtsstaat winnen aan geloofwaardigheid en kracht.

De instandhouding van een krachtige rechtsstaat, voorwaarde voor het behoud van onze democratie, is één van onze eerste opgaven De rechtsstaat kan echter alleen gedijen in een samenleving, waarin alle burgers kans hebben zich te ontplooien, waarin emancipatie gerealiseerd kan worden, waar nationale en groepstradities beleefd kunnen worden en waar groepen met verschillende opvattingen en gebruiken elkaar tolereren en waarderen Het gevoel van onzekerheid en gebrek aan geborgenheid, en soms zelfs een gevoel van stuurloosheid zijn zeker niet alleen te wijten aan de economische teruggang. Daarom is zo belangrijk het weefsel van de samenleving van gezin tot wijk, van eigen vereniging tot rijkgeschakeerde media, waarmee men zich verwant kan weten, waar men zich thuis voelt. Onze rechtsstaat is ook gediend met betere bestuurlijke verhoudingen; met de zeggenschap zo dicht mogelijk bij de burgers. Met het oog hierop zal voortgegaan worden op de moeilijke weg van de decentralisatie.

De kwaliteit van de samenleving moet worden bepaald door de instelling en inspanning van de burger. Dat geldt voor het vraagstuk van de minderheden die hun plaats moeten kunnen vinden in onze samenleving. Dat geldt voor het onderwijs, waar naast de noodzakelijke versobering veel [ 15 ]werk wordt verzet voor belangrijke nieuwe plannen met name in het voortgezet onderwijs; het kort middelbaar beroepsonderwijs en het leerlingenstelsel vormen daar een bijzondere uitdaging.

Belangrijke initiatieven op het gebied van volwassenen-educatie en met betrekking tot de toepassing van de informatie-technologie in onderwijs en onderzoek zijn slechts voorbeelden van het feit dat de rol van het onderwijs in de samenleving eerder toe- dan afneemt.

Overziet men de ontwikkeling van de rijksbegroting dan valt op hoe gestaag de inspanningen zijn ten behoeve van de stadsvernieuwing en de verbetering van het milieu. Dit zijn welbewuste prioriteiten. Wij moeten ons dat bij bezuinigingen elders wel realiseren.

Diezelfde kwaliteit van de samenleving komt tot uitdrukking in de volksgezondheid, de bejaardenzorg en in het cultuurbeleid. Ook hier zal de regering in nauwe samenspraak met de Staten-Generaal initiatieven nemen om het met de beschikbare middelen eenvoudiger en beter te doen, ons meer baserend op mogelijkheden en verantwoordelijkheden van de burger zelf. Het gaat daarbij niet in de eerste plaats om een bestuurlijk-technisch vraagstuk; welzijn en welzijnsbeleid moeten immers hun wortels hebben in gespreide verantwoordelijkheid en gerechtigheid.

Uit het aktieprogramma dat het kabinet U vandaag presenteert blijken reeksen van concrete bestuurlijke inspanningen. Hier en nu gaat het om de keus voor een bestuurlijk handelen van een overheid, die zich wil baseren op de kracht van de burgers, op hun saamhorigheid en die de samenleving zo wil inrichten dat, wat zwakker is, niet van de weg geduwd wordt.

Ons land mag zich ook dit jaar weer verheugen in het behoud van vrede. Helaas bieden de ontwikkelingen in de politieke en militaire verhoudingen tussen Oost en West -nog steeds weinig uitzicht op een wezenlijke vermindering van bestaande tegenstellingen.

Een toereikende defensie-inspanning van het westelijk bondgenootschap blijft voor handhaving van vrede en veiligheid noodzakelijk. De prijs die wij in verband daarmede zelf betalen is zeker niet te hoog. In de defensienota zullen de plannen voor onze krijgsmacht voor de komende tien jaar neergelegd worden. Het kabinet blijft bij voortduring binnen en buiten het bondgenootschap hameren op het aambeeld van de wapenbeheersing. Het moet mogelijk zijn de wapenwedloop te doorbreken zonder te grote risico’s te nemen, gegeven onze verantwoordelijkheid, oorlog te voorkomen. De uitvoering van het NAVO-dubbelbesluit van 1979 inzake nucleaire middellange-afstandraketten en de besprekingen daarover in Genève, komen nu in een belangrijke fase. Plaatsing van nieuwe raketten aan NAVO-zijde moet zo enigszins mogelijk worden voorkomen, maar daartegenover moeten de middellange-afstandraketten ter andere zijde ontmanteld worden. Als dit doel niet in één stap bereikt kan worden, dan dient met kracht naar tussenoplossingen te worden gestreefd. De regering wil een samenhangend beleid voeren op het gehele terrein van de nucleaire wapens. Naast de bevordering van de onderhandelingen in Genève, zet zij zich daarom in voor de vermindering van afhankelijkheid van andere kernwapens, met name de korte-afstandwapens.

Om werkelijke resultaten te bereiken bij de wapenbeheersing en bij de terugdringing van de rol van de kernwapens, is samenwerking in bondgenootschappeiijk verband onmisbaar. De talrijke [ 16 ]regionale conflicten en oorlogen in de wereld maken het duidelijk hoeveel er nog schort aan de voorwaarden om vrede te bewaren. Naast de risico’s verbonden aan te veel wapens, levert het contrast met de armoede in zovele landen, een voortdurende aansporing tot wapenbeheersing. Vooral de armste ontwikkelingslanden worden nu al jaren achtereen geteisterd door stagnatie en achteruitgang, hetgeen voor vele miljoenen mensen daar onaanvaardbare armoede met zich brengt. Het moet ons een plicht zijn al het mogeiijke te doen om deze nood te helpen lenigen. Gelukkig heeft een aantal ontwikkelingslanden zich wel met succes uit de stagnatie en onderontwikkeling bevrijd en een zeker groeitempo bereikt. Daarom moeten wij, naast voortgezette steun aan de armste ontwikkelingslanden, economische samenwerking met deze landen bevorderen. Daarmee is niet alleen armoedebestrijding, maar ook herstel van gunstiger economische ontwikkelingen in de wereld en in ons land gediend.

Met betrekking tot de Nederlandse Antillen kunnen wij terugzien op een geslaagde rondetafelconferentie. Het komt nu aan op de uitwerking van de resultaten daarvan.

Voor de Europese Gemeenschap draagt ook ons land een eigen verantwoordelijkheid. Wij moeten ons ten uiterste inspannen deze Gemeenschap, belangrijk voor welvaart en ontplooiing in vrijheid, te bewaren en verder te ontwikkelen. Ook dat vergt aanpassing en vernieuwing. Slechts zo kan het landbouwbeleid zijn goede rol blijven vervullen en kunnen nieuwe taken, waaronder het vervoer beleid, aangepakt worden. Slechts zo kan de Gemeenschap een gezonde financiële basis verschaft worden en betaalbaar blijven. En slechts zo is het mogelijk de toetreding van Spanje en Portugal verantwoord te laten plaatsvinden.

Leden der Staten-Generaal,

Volgend jaar herdenken wij de sterfdag, dát 400 jaar geleden, van Willem de Zwijger, de Vader des Vaderlands. Een lange reeks van generaties heeft sindsdien ons land gebouw tot wat het nu is. Ook in deze generatie worden van alle Nederlanders inspanningen en saamhorigheid gevraagd. Steeds weer moeten wij eigentijds inhoud geven aan onze tradities van vrijheid en van respect voor elkaars normen en waarden behoeden en leven houden. Onze democratie is een groot goed. Krachtens deze democratie zijn aan U Volksvertegenwoordigers, veel taken en zorgen toevertrouwd.

Van harte wens ik U toe dat Gods zegen op Uw werk rust.