De nieuwe beweging in de schilderkunst/VII

Uit Wikisource
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
De nieuwe beweging in de schilderkunst
I - II - III - IV - V - VI - VII - VIII - IX - X - XI - XII - XIII - XIV - XV - XVI - XVII - XVIII - [afbeeldingenkatern]


VII

De kubist, — eene benaming die feitelijk zonder zin is en bij wijze van bespotting aan den beeldenden schilder is gegeven, — trekt den mathematischen van den natuurvorm af en houdt zoodoende den zuiveren kunstvorm over. Deze kunstvorm is de innerlijke. De innerlijke vorm is de geestelijke. De geestelijke vorm is de beeldende. De beeldende is de zuivere. De kubist is zich van de beeldende waarde, die het object voor hem heeft, volkomen bewust, doch voor hem is het object het argument der Ruimte en daarom van een diepere, meer wijsgeerige beteekenis dan voor den impressionist. De kubist ontleent den abstracten, psychischen vorm niet aan de eenzijdige aanschouwing van zijn model, maar verwerkt dezen vorm uit de som van het gansche voorwerp; uit zijn afmetingen, gewicht en inhoud. Hij neemt het in de handen, weegt het, meet het in al zijne dimensies en gaat er mede te werk als de anatoom met een lijk. Picasso b.v. opereert een object, totdat er niets meer van het natuurlijke voorwerp overblijft; alle eigenschappen van het voorwerp worden omgezet in aesthetische waarden. Hij wil niet alleen het object beeldend zien maar het als zoodanig kennen en met zijn heele wezen ondergaan, want hij weet dit voorwerp is de onmiddelijke openbaring van het Universum of wat hetzelfde beteekent, van God den Vader.

Uit elk voorwerp, naar zijn aard, haalt de beeldende kunstenaar den abstracten schoonen vorm te voorschijn en daar toch de Beeldende kunst de overzetting van ons zelven in vormen en kleuren bedoelt, is de z.g. kubistische werkwijze de eenigst mogelijke om tot eene zelfstandige schilderkunst te geraken.
Als voorbeelden van zuiver kubistische kunst noem ik: „L’Arlequin” van Picasso, „De Athleet” van Amadeo de Souza de Cardoso en „Les montagnards attaqués par des ours” van Le Fauconnier. Wanneer Watteau een Pierrot, — (b.v. zijn „Gilles”, Louvre, Parijs), — schil-


[p. 25]

derde dan gaf hij de eenzijdige, armelijke aanschouwing en hield op, waar de kubist begint. Deze ziet zijn model-in-beweging als eene zich verplaatsende vermenigvuldigende constructie in de ruimte. Zijn werkzaamheid bestaat hierin: deze chaotische menigvuldigheid van maat-, inhouds- en gewichtsverhoudingen tot beeldende orde en tot rust op het vlak te brengen.
Door de toepassing van het kubistische middel haalt de kubist een zichtbare rythmiek uit de dingen te voorschijn zooals wij in een oude schilderij nimmer gekend hebben. De kubist toont ons niet de voorwerpen, maar hunne eigenschappen; hij laat ons zien hoe de objecten elkaâr wederkeerig beïnvloeden, oversnijden, doordringen of geheel vernietigen. Deze strijd is hem lief omdat deze strjd de onmiddellijke aanleiding is tot het kunstwerk, dat zich met gelijkenissen of symbolen der Ruimte in kleur en vorm bezig houdt.
Dit alles behoort op het gebied der Beeldende kunst thuis; dit: te zien hoe zich het horizontale verhoudt tot het verticale; het ronde tot het hoekige, het zware tot het lichte; het snelle tot het langzame, het hangende tot het staande en zwevende; het geleidelijke tot het plotselinge, het doorelkaâr tot het gescheidene; het gelijktijdige tot het opeenvolgende en al deze universeele eigenschappen tot een rhythmisch, evenwichtig geheel te construeeren, waarin elk ondedeel medewerkt tot het uitdrukken der ontroerende, beeldende aanschouwing, is de werkzaamheid van den kubist.

Wanneer er ooit een mond het woord „beeldende” kunst uitsprak op het juiste oogenblik, dan kan dat slechts zijn in verband met het z. g. n. kubismus.
Door het kubisme is de ware stof der schilderkunst aan het licht gekomen en het verhaal uit haar verdreven. Evenwicht en orde zijn de grondbeginselen voor de kubistische kompositie. Het rangschikken en verbinden der abstracte vorm-indrukken eischt zijn meeste zorg, vandaar dat de kubist, waar het toch gaat om de wedergeboorte van den Vorm, de kleur, min of meer achterstelt. Het palet der kubisten is uiterst sober en bestaat voornamelijk uit bruin, groen, zwart, grijs en wit. Deze kleuren dienen meer als accent van den vorm, in plaats als coloristiek. Niets mocht den geesteljken indruk schaden. Alles wordt geofferd aan den aesthetischen indruk in den zuiversten zin.


[p. 26]

Een zuiver aesthetische indruk kon slechts verkregen worden door de verdwijning van de Natuur in de kunst. Wellicht bestond er voorheen geen ander oogmerk. Wellicht bedoelde Ingres hetzelfde, toen hij zei: dat men niet de kunst van teekenen verstaat, wanneer men niet in staat is den indruk van een man, die van een dak valt of over een hek springt, in vier lijnen weer te geven. Deze „indruk” betreft eveneens den abstracten, niet den naturalistischen. Zeker, Ingres zoowel als Rembrandt, — twee polen, — hebben het beeldende bedoeld, zonder het zich bewust te zijn. De schoolmeester die zegt: maar kijk die kleur nu eens tegenover die of: kijk nu eens waar die lijn blijft enz., bedoelt, op kleiner schaal, wellicht hetzelfde als de kubist, doch de bewustwording en de wil moesten de schilderkunst onafhankelijk maken, dat beteekent: een bestaan verzekeren als zelfstandige uiting, die om haar zelfs wille bewonderd moet worden. Door het kubisme openbaarde zich wat eeuwen lang verborgen bleef en zich slechts schuchter kon handhaven onder de schijn van een natuurlijk of practisch onderwerp. De middelen der schilderkunst: Ruimte, Vlak, Lijn en Kleur zijn eeuwen lang voor andere doeleinden misbruikt en onteerd. De moderne kunstenaar heeft ze in hun eer hersteld.

Het object, dat, — ik toonde het, — voor den impressionist al reeds een schilderachtige („toon”) waarde had, werd voor den kubist de zichtbare gelijkenis der Ruimte en als zoodanig de aanleiding tot het opsporen der Universeele Schoonheid en daar de Schilderkunst het zichtbare getuigenis dezer schoonheid is, vindt het oog dat naar deze schoonheid zoekt, slechts bevrediging in het zelfstandig-beeldende gewrocht.

De kubist geeft niet de ruimte prijs voor het vlak doch heeft een andere voorstelling van haar dan de naturalist. Het vlak is voor hem het zinnebeeld der Ruimte en elk ding in zijn waarnemingsveld gelegen, wordt van dit ruimtebegrip de voorstelling. Het is hem dus niet om de afbeelding van een deel der Ruimte te doen, zooals dat het geval was bij den schilder, die zich van lijn- en luchtperspectief bediende, maar om de uitdrukking van het begrip: Ruimte. Hiertoe bezigt hij de mathematische vormen.


[p. 27]

Dat wij zoo afkeering zijn deze vormen, — zonder welke wij ons geen begrip van Bouwkunst kunnen vormen, — in de Schilderkunst te herkennen komt wel voornamelijk omdat ons begrip van den vorm, in betrekking tot de schilderkunst als beeldende kunst, in een stadium verkeert van gothische verwildering. Het begrip Vorm in de Schilderkunst, is nog immer geassocieerd met de natuurvormen als b.v. naakte lichamen van menschen, dier- en plantvormen enz. Daarin schuilt wellicht de fout, dat met betrekking tot het begrip Vorm, eene invretende verwarring bestaat

De Vormen in hun zuiversten staat zijn de mathematische. Deze spreken voor zich zelve, omdat zij een inhoud hebben. Die inhoud is de Ruimte en omdat de Beeldende kunst onder elken vorm, in de eerste plaats met de Ruimte te maken heeft zijn de mathematische vormen de het meest voor de hand liggende.
Andere vormen zijn er niet. Noch de Grieksche Beeldhouwkunst, noch de Romaansche Bouwkunst, noch de Hindoesche Kunst kende inderdaad andere en wanneer de kunstenaar deze vormen niet met hun geest bevruchtten en bezielden, dan komt dat wijl de menschheid voor de uitdrukking van het universum eene natuurlijke voorstelling noodig had.
Door deze „voorstelling” nu is het begrip van den Vorm in Schilder- en Beeldhouwkunst ontaard en ten slotte gansch verwilderd.

Het kubisme eindelijk tracht met de rein-beeldende vormen die aanraking met het „goddelijke” te veroorzaken, welke voorheen werd teweeggebracht door de afbeelding van natuurlijke of geïdealiseerde lichamen van menschen, dieren en planten. De geheele schilder-cultuur heeft deze restauratie van den Vorm voorbereid en in de hand gewerkt. De kubist erkent de vormen en past ze toe.