Romeinsche Geschiedenissen/Eerste Deel/Inleiding

Uit Wikisource
[ 5 ]
INLEIDING

I.
HET BELANG DER ROMEINSCHE
GESCHIEDENISSEN.

Was het nut der geschiedenissen niet voldongen door allen, die vóór ons de bedrijven der menschen te boek stelden; ongetwijfeld zouden wij eenen ieder aanspooren, om zich vooral deze soort van gedenkschriften ter lezinge te verkiezen, wijl niets den stervelingen eenen korter weg wijst, om hunne oogmerken te bereiken, dan de kennis van voorige gebeurenissen.[1] Met deze reden ontschuldigde zich Polybius reeds, van zijne geschiedenissen door geene lofspraak te hebben begonnen over het nut en leerzaam vermaak der algemeene gedenkschriften der menschheid. Daar nu honderd anderen, na zijnen tijd , den lof der geschiedkunde in voorredenen, in openlijke redevoeringen, in leer- en opvoeding-geschriften naar waarheid hebben uitgesproken, kan ik mij te meer ont [ 6 ]slagen rekenen, ja gebiedt de bescheidenheid zelfs, mij te onthouden van het beweeren van waarheden, waaraan geen wèl opgevoed mensch twijfelen kan; doch minder geldt thans de reden, waarom die schrandere Griek zich van eene byzondere uitlokkende aanprijzing der Romeinsche geschiedenissen onthield, wijl het wonderbaare en belangrijke dier geschiedenissen den weetlust van jong en oud van zelfs trekken en verbinden moest. [2] Het wonderbaare alleen prikkelt toch den weetlust der wijsgeeriger Lezers van dezen tijd niet genoegzaam, en het belangrijke van zaaken, welken voor zoo veele eeuwen gebeurd zijn, wordt zelden leevendig genoeg besefd van kinderen, voor wier schooloefeningen men thands die gedenkboeken der oudheid meestal overlaat. Het zij mij daarom vergund, het een en ander over het aangenaame, nuttige, ja noodzaaklijke der lezing en beoefening der Romeinsche geschiedenissen te zeggen, om mijne onderneming, waarvan de Lezer thands het eerste voordbrengzel voor zich heeft, voor denzelven, wie hij ook zijn moge, zoo belangrijk te doen voorkomen, als dezelve mij genoegzaam [ 7 ]heeft toegeschenen, om 'er mijne ernstigste poogingen aan ten kosten te leggen.

De Romeinsche geschiedenis behelst het verhaal van alle de belangrijke gebeurenissen, welken 'er in een Rijk zijn voorgevallen, het geen van zeer geringe beginzelen ten voorschijn kwam; het geen eeuwen behoefde, om zich tegen de aanval van anderen staande te houden; doch daarna met een alles nedervellend geweld zich wijd en zijd verspreidde over Europa, Asia en Africa; het geen honderden van jaaren in deszelfs hoofdstad de schatting ontving van het geheele, toen bekende, menschdom; doch het welk door de overgrootheid van deszelfs gevaarte langzaamerhand ten val begon te neigen, en te vergeefsch een ander standpunt van zwaarte zogt, tot dat de woeste bewooners der bosschen van het Noorden de helft verbrijzelden van dat monarchaale Colossus-beeld en de welgeoefende Saraceenen het ander, kwalyk bewaard, gedeelte vermeesterden.

Geene geschiedenis van eenig ander Volk is uitgebreider of langduuriger, geene andere alleenheersching is ooit tot die grootheid gestegen. Eeuwen lang is de geschiedenis der Romeinen de geschiedenis der geheele oude waereld. Geene andere gedenkboeken der [ 8 ]

8 INLEIDING

oudheid bevatten zoo veel verscheidenheid van stoffen, zulk eene talrijkheid van schitterende daaden, of zijn zoo leerzaam door de menigte van uitmuntende voorbeelden. Allerleie regeeringsvormen gaven haare onderscheidene gedaante aan het bestuur des rijks; allerleie natien vermengden het eigene van hun land met dat van hunne overwinnaars, dan deed eigene grootheid, dan eene onverzadelijke eerzucht, dan weder zuivere vaderlandsmin in eenen Veldheer, de legervaanen van den Staat rollen boven de hardnekkigste, bedrevenste, en dreigendste vijanden. Het gevoel van eigene grootheid, als burger van dezen Staat, de onuitbluschbaare zucht, om denzelven te vermeerderen, maakten elken Romein, van den grootsten tot den kleensten, een belangrijk wezen, en vervulden de gedenkboeken van dat Volk met tafereelen, wier verhevenheid al, wat grootsch, wat edel en heldhaftig is, tot nog toe den alles uitdrukkende naam van Romeinsche stukken doet dragen.

Welke geschiedboeken kan de man van smaak, die de bezigheden van zijn ambt, beroep of handel vervangen wil met een onderhoudende lezing, tot dat oogmerk geschik-
[ 9 ]

INLEIDING 9

ter in handen nemen, dan dezen, welke hem zoo geheel uit zijnen kring, zijn land en leevenstijd medevoeren naar de grootsche tooneelen der voorige eeuwen, waarop hij de belangrijkste stukken der menschheid door de zonderlingste, de uitmuntendste spelers versoonen ziet? — In haare beschouwing vergeet de ongelukkige allen eigen leed, ontvangt de voorspoed de heilzaamste lessen der wijsheid, en wordt elke sterveling tot eene grootheid van ziel opgewekt, welke met de verdeling zijner natuur in het naauwste verband staat.

Uit deze bronnen van het edelst en leerzaamst vermaak putteden de bewonderdste vernuften, van het eerste tijdstip af der herleeving van de fraaie letteren en schoone kunsten.Cornelille, Racine, Voltaire zijn de vereeuwiging van hunnen dichtroem, en het altijd voor hun brandend dankoffer van den goeden smaak verschuldigd aan hunne Romeinsche tooneelspelen.De voorstelling van Romeinsche daaden wordt als het toppunt beschouwd van het schilderend kunstvermogen; daardoor heeft, bij kunstkenners, de Romeinsche school den voorrang boven alle anderen; daaraan hebben
[ 10 ]

10 INLEIDING

Raphaël, Jordano, Mengs hunne onstervelijkheid te danken.(1)

Zoo medesleepend, intusschen, het grootsche en rijke der Romeinsche geschiedenis voor den algemeenen Lezer is, wiens goede smaak eens met derzelver schoonheden is bekend geworden, zoo aantrekkelijk wordt zij voor den oplettenden beoefenaar van allerleie kunsten en wetenschappen, door haare overgroote belangrijkheid in alle vakken van geleerdheid, zoo wel van die, welke zich, als enkel bespiegelende, binnen de stille muuren der eenzaame studeerkamer laten opsluiten, als van die waarlijk nutte kundigheden, waarmede de Wijsgeer voor de waereld in het werkdaadige burgerlijke leven den gewigtigsten dienst moet doen.

Hoe overtuigder men thands van het nut der geschiedkunde is, te leevendiger beseft men ook, dat ’er eene, meer dan oppervlakkige, kennis van dezelve noodig is, om niet slechts, even als door elk ander verdicht of waar verhaal, vermaakt, maar wezenlijk geleerd en onderwezen te worden. Het is niet

(1) R. Van Eijnden's prijsverh. in de stukken van Teyler's tweede genootsch. D. V. bl 42 en verv.
[ 11 ]

INLEIDING 11

genoeg, in het algemeen bekend te zijn met de gewigtigste gebeurtenissen van eenig land, en enkelde schitterende daaden van derzelver bewooners in het geheugen te hebben, om dat gebruik te maaken van de geschiedenis, waardoor dezelve het gebrek aan eigene ondervinding aanvullen, en ten spiegel van het burgerlijk gedrag voor Overheden en ingezetenen strekken moet; daar toe dient men bekend te zijn met den geheelen aart en bijzondere deelen des staatsbestuurs, met de naaste en meer verwijderde oorzaaken der staatsomwentelingen, met de gevolgen, welken zich dikwijls eeuwen laater beter en vrijer laten beoordeelen, dan wanneer zijn voorvallen, en meestal door eenen valschen luister verblinden.

Ook van dezen kant prijst zich de Romeinsche geschiedenis boven alle anderen aan, wijl zij alle soorten van staatsbestuur opgeeft, en derzelver uitwerkzelen, geduurende verscheidene eeuwen, voordraagt; wijl zij de bronnen der menigvuldige omwentelingen in het regeeringsgestel juister, dan eenige andere oude geschiedenis, aanwijst, en boven alle anderen het geluk gehad heeft, van zich
[ 12 ]

12 INLEIDING

door de bekwaamste pennen, van de vroegste tijden af, zoo niet geheel, ten minsten gedeelslijk, uitmuntend beschreven te zien.

De hooge Ambtenaar, wien 's lands bestuur is aanbevolen, vindt in haar eene onuitputlijke bron der zuiverste staatkunde. Machiavel, wiens schranderheid men eerbiedigen moet, schoon men zijn hart al verachte, hield Rome´s Staat het waardigste voorwerp zijner scherpzinnigste beschouwing.(1) Het zij een alleenheerscher den willekeurigen scepter zwaaje; het zij het koninglik gezag, aan wijze wetten gebonden, den gemaatigden throon bekleede; het zij de besten, ten minsten de grootsten, des Volks zonder verandwoording regeeren; het zij het edelste gemeenebestbestuur tot algemeen heil en algemeen genoegen in bewind van 's lands zaaken is; het zij, eindelijk, eene volslagene volksregeering de wankele en willekeurige wet stellen; nooit zoekt de waare dienaar des lands te vergeefsch naar de lessen der ondervindinge in de geschiedenis van Rome. Het keizerlijk, het koninglijk, het tinemannig, het burgemeesterlijk(2),

(1) Wat Staatsman kent deszelfs discours politiques sur la premiere decade de Tite Live niet?
(2) Over het oneigenlijke van dezen naam nader.
[ 13 ]

INLEIDING 13

het tribunale volksbestuur leveren alzins voorbeelden en nadrukkelijke lessen voor den staatkundigen beoefenaar der Romeinsche geschiedenissen op. — Daar echter Rome's grootheid het hoogste steeg onder het langduurig zuiver gemeenebestgezind bestuur; daar dit tijdvak van haare duurzaamheid, het rijkste is in de luisterrijkste voorbeelden, en veel voller van wezenlijke lessen voor het staatsbestuur is, dan de vroegere tijdperken, die niet genoeg bekend, of de laateren, die belangloozer voor den Staatsman worden door de vermenging van alles, wat tot de weelde behoorde, met de betrekkingen van den Staat; zoo is inzonderheid de beoefening der Romeinsche gedenkschriften van het uiterste belang voor den Regent in een gemeenebest.

De Rechtsgeleerde, aan wiens voorspraak de ongelukkige zijn lot in dit leven toebetrouwt; van wiens kunde en eerlijkheid weer van weduw bijstand smeeken; die het leven zijner medeburgeren niet zelden af ziet hangen van zijne min of meer grondige beoefening van het recht; kan in zijne gewigtige post de grondigste kennis niet ontbeeren van Rome's geschiedenis. De uitstekende zorg, waarmede dit Volk alle rechtszaaken behandelde; de belangloosheid van hun, die zon-
[ 14 ]

14 INLEIDING

der eenige betaaling of vergelding te ontvangen, hunne gevoelens naar hun beste weten uitbragten; de menigte van onderscheidene denkbeelden der bekwaamste en eerlijkste mannen; en de getrouwe verzameling hunner gezonde uitspraaken op de neteligste voorstellen, zouden van zelfs de kennis van het Romeinsche recht allerbelangrijkst maaken, indien dezelve niet volstrekt noodzaaklijk geworden ware door het overnemen der Romeinsche wetten in bijna alle de burgelijke Gerechtshoven van Europa, en wel inzonderheid van ons Vaderland: "De beoefening dezer wetten", zegt de Heer Beaufort in zyne uitmuntende verhandeling over de rechtspleeging der Romeinen (1) "de beoefening dezer wetten is van eene menigte zwaarigheden vergezeld; doch zoude oneindig gemaklijker gemaakt worden, indien men derzelver gronden ginge zoeken in de gewoonten en allereerste wetten der oudste Romeinen. Door eene grondige kennis van derzelver zeden, voor zoo ver men die thands nog kan opspooren, kan men zich alleen vleiën met de ontdekking van den waaren zin hunner wetten en de
(1) Te vinden in deszelfs Republique Romaine, T. IV. L. V. [ 15 ]Pagina:RomeinscheGeschiedenissen1.pdf/21 [ 16 ]Pagina:RomeinscheGeschiedenissen1.pdf/22 [ 17 ]Pagina:RomeinscheGeschiedenissen1.pdf/23 [ 18 ]Pagina:RomeinscheGeschiedenissen1.pdf/24 [ 19 ]Pagina:RomeinscheGeschiedenissen1.pdf/25 [ 20 ]Pagina:RomeinscheGeschiedenissen1.pdf/26 [ 21 ]Pagina:RomeinscheGeschiedenissen1.pdf/27 [ 22 ]Pagina:RomeinscheGeschiedenissen1.pdf/28 [ 23 ]Pagina:RomeinscheGeschiedenissen1.pdf/29 [ 24 ]Pagina:RomeinscheGeschiedenissen1.pdf/30 [ 25 ]Pagina:RomeinscheGeschiedenissen1.pdf/31 [ 26 ]Pagina:RomeinscheGeschiedenissen1.pdf/32 [ 27 ]Pagina:RomeinscheGeschiedenissen1.pdf/33 [ 28 ]Pagina:RomeinscheGeschiedenissen1.pdf/34 [ 29 ]Pagina:RomeinscheGeschiedenissen1.pdf/35 [ 30 ]Pagina:RomeinscheGeschiedenissen1.pdf/36 [ 31 ]Pagina:RomeinscheGeschiedenissen1.pdf/37 [ 32 ]Pagina:RomeinscheGeschiedenissen1.pdf/38 [ 33 ]Pagina:RomeinscheGeschiedenissen1.pdf/39 [ 34 ]Pagina:RomeinscheGeschiedenissen1.pdf/40 [ 35 ]Pagina:RomeinscheGeschiedenissen1.pdf/41 [ 36 ]Pagina:RomeinscheGeschiedenissen1.pdf/42 [ 37 ]Pagina:RomeinscheGeschiedenissen1.pdf/43 [ 38 ]Pagina:RomeinscheGeschiedenissen1.pdf/44 [ 39 ]Pagina:RomeinscheGeschiedenissen1.pdf/45 [ 40 ]

40 INLEIDING

neming vervolgends staaken, dan wel met verdubbelden moed en ijver voord zal zetten, wanneer anders de Alregeerder het mij aan gezondheid, vermogens of tijd niet ontbreken laat.

Utrecht,
den 4den van Wijnmaand,
1792.
M. Stuart.

  1. Polyb. Histor. L. I. c. 1.
  2. Polyb. Histor. L. I. c. 1, 2.