Naar inhoud springen

De hut van Oom Tom/Hoofdstuk 16

Uit Wikisource


PD-icoontje   Publiek Domein
Deze bron (De hut van Oom Tom/Hoofdstuk 16) is (gedeeltelijk) afkomstig van Project Gutenberg.

Bronnen afkomstig van Project Gutenberg zijn in het publiek domein.

Dit is een verkorte uitgave van het beroemde boek van Harriet Beecher Stowe. De bewerker is niet bekend.

Inleiding

Oom Tom en kleine Harry worden verkocht - Eliza loopt weg met kleine Harry - De volgende morgen - De achtervolging - Eliza vindt een schuilplaats - Oom Tom neemt afscheid - Jongeheer George en Oom Tom - Eva - Eliza bij de Quakers - Oom Toms nieuwe huis - De brief van Oom Tom - Tante Chloe gaat naar Louisville - George vecht voor zijn vrijheid - Tante Dinah - Topsy - Eva en Topsy - Eva's laatste afscheid - Oom Toms nieuwe meester - Vrijheid voor George en Eliza - Vrijheid voor Oom Tom - Terug in Kentucky


HOOFDSTUK 16

Eva en Topsy

Er gingen twee of drie jaar voorbij. Oom Tom was nog steeds bij de familie St. Clare, ver van zijn oude huis. Hij was niet ongelukkig. Maar in zijn hart verlangde hij ernaar zijn oude huis en zijn oude vrienden weer te zien.

Maar nu kwamen er nieuwe zorgen. Hij hield heel erg veel van zijn kleine meesteres, en zij werd ziek.

Hij zag dat ze bleek en mager werd. Ze rende en speelde niet meer uren achter elkaar in de tuin. Ze was vaak moe.

Miss Ophelia merkte het ook en zei het tegen Meneer St. Clare. Maar hij wilde het niet zien. Meneer St. Clare hield zo veel van zijn kleine Eva, dat hij niet wilde geloven dat er iets met haar aan de hand kon zijn.

Mevrouw St. Clare dacht ook niet dat iemand ziek kon zijn, behalve zijzelf. Dus werd Eva steeds magerder en zwakker, terwijl Oom Tom en Tante Ophelia zich steeds meer zorgen gingen maken.

Maar uiteindelijk was ze zo ziek dat zelfs Meneer St. Clare moest toegeven dat er iets aan de hand moest zijn. Hij liet een dokter halen.

Na twee weken ging het weer een stuk beter. Ze kon weer spelen en lachen en haar vader was opgelucht. Maar Miss Ophelia en de dokter zuchtten en schudden hun handen. En de kleine Eva wist het zelf ook, maar ze maakte zich geen zorgen. Ze wist dat ze naar God zou gaan.

"Pappa" zei ze op een dag, "er zijn een paar dingen die ik wil zeggen. Ik wil ze nu zeggen, nu het nog kan."

Ze ging op zijn knie zitten en legde haar hoofd op zijn schouder.

"Het heeft geen zin, Pappa, dat ik alles nog langer voor mezelf houd. Er komt een tijd dat ik jullie ga verlaten. Ik ga weg en ik kom niet terug." Eva snikte.

"Eva, lieveling. Dat moet je niet zeggen. Je weet toch dat je weer beter bent."

"Nee, Pappa, ik ben niet beter. Dat weet ik heel goed, en ik moet binnenkort gaan. En ik wil gaan," ging ze verder, "maar ik wil jullie niet verlaten. Dat breekt mijn hart."

"Nee, Eva, zo moet je niet praten. Waarom ben je zo droevig?"

"Ik ben bedroefd voor onze arme mensen. Pappa, ik zou willen dat ze allemaal vrij waren. Kun je al je slaven niet vrijmaken?"

"Dat is een moeilijke vraag, liefje. Ik twijfel er niet aan dat die manier niet goed is. Zo denken veel anderen er ook over. Ik zou willen dat er geen slaven waren. Maar ik weet niet hoe we de situatie kunnen veranderen."

"Pappa, je bent zo lief en vriendelijk. Kun je niet proberen de mensen ertoe over te halen hier iets aan te doen? Als ik dood ben, Pappa, denk dan aan mij en doe het omdat ik het je vraag."

"Als je dood bent, Eva! O, kind, zo mag je niet praten."

"Beloof het me vader. Dat Tom vrij zal zijn als ik er niet meer ben."

"Ja, schat. Ik doe alles wat je wilt. Maar je moet niet zo praten."

Miss Ophelia en Eva waren samen naar de kerk geweest. Miss Ophelia was naar haar kamer gegaan om haar muts af te zetten, terwijl Eva met haar vader praatte.

Opeens hoorden Meneer St. Clare en zijn dochter een groot lawaai uit de kamer van Miss Ophelia. Een minuut later verscheen ze en ze sleepte Topsy achter zich aan.

"Kom hier," zei ze, "ik vertel het aan Meneer St. Clare."

"Wat is er aan de hand?" vroeg Meneer St. Clare.

"Ik wil niet langer met dit kind opgescheept zitten," zei Miss Ophelia. "Het is meer dan ik kan verdragen. Kijk eens, ik heb haar gezegd dat ze een lied uit het hoofd moet leren. Ze heeft echter ontdekt waar ik de sleutels bewaar. Ze is naar mijn kleerkast gegaan, heeft er een muts uitgehaald en de voering in stukjes geknipt om een poppenjasje te maken. Ik heb van mijn leven nog nooit zoiets gezien!"

"Ik weet niet wat ik moet doen," ging ze verder. "Ik heb haar met liefde onderwezen. Ik heb gepraat tot ik er moe van was. Ik heb haar geslagen. Ik heb haar op alle mogelijke manieren gestraft en nog steeds is ze net zo ondeugend als in het begin."

"Kom eens hier, Topsy, kleine apenkop," zei Meneer St. Clare.

Topsy kwam, haar ronde ogen glitterden en schitterden, gedeeltelijk uit angst en gedeeltelijk uit ondeugd.

"Waarom doe je zulke dingen?" zei Meneer St. Clare, die toch wel een beetje geamuseerd was omdat ze zo grappig keek.

"Ik denk dat het mijn slechte hart is. Dat zegt Miss Phelia."

"Zie je niet dat Miss Ophelia heel veel voor jou gedaan heeft? Ze zegt dat ze alles heeft gedaan wat ze maar kan bedenken."

"God ja, meester! De oude Meesteres zei dat ook. Zij sloeg me veel harder en trok aan mijn haar en sloeg mijn kop tegen de muur. Maar het heeft niks geholpen. Ik denk dat het nog niet helpt als ze alle haren uit mijn kop trekken. Ik ben gewoon slecht. Ik ben ook maar een negerin."

"Ik geef het op," zei Miss Ophelia. "Ik kan dit niet langer verdragen."

Eva had het allemaal gehoord. Ze nam Topsy bij de hand en bracht haar naar een andere kamer.

"Waarom ben jij zo stout, Topsy?" zei ze met tranen in haar ogen. "Waarom probeer je niet lief te zijn? Is er niemand van wie je houdt, Topsy?"

"Ik weet daar niks van. Ik houd van snoepjes, verder niks."

"Hou je niet van je vader en moeder?"

"Heb ik nooit gehad, dat weet je. Dat heb ik je gezegd, Eva."

"Ja, dat is waar," zei Eva bedroefd. "Maar had je geen broer of zus of tante of..."

"Nee, nooit. Ik heb nooit iemand gehad."

"Maar, Topsy, als je nou maar probeert een lief meisje te zijn... "

"Dan zou ik nog steeds een negerin zijn, ook als ik lief ben," zei Topsy. "Als je mij vilt en een wit vel geeft, kan ik het weer proberen."

"De mensen houden ook van je als je zwart bent, Topsy. Miss Ophelia wil ook van je houden, als je je lief gedraagt."

Topsy lachte smalend.

"Denk je van niet?" zei Eva.

"Nee. Ze kan me niet verdragen omdat ik zwart ben. Ze wil net zo lief een kikker hebben. Niemand houdt van negers en negers kunnen niks. Het kan me niet schelen." Topsy ging fluiten om te tonen dat het haar niet uitmaakte.

"Maar, Topsy! Ik hou van jou," zei Eva en ze legde haar kleine, dunne, hand op Topsy's schouder. "Ik hou van je omdat je nooit een moeder, vader of vrienden hebt gehad, omdat je een arm, miskend meisje bent. Ik hou van je en ik wil dat je lief bent. Ik vind het heel erg dat je stoute dingen doet. Binnenkort moet ik sterven. Ik ben hier niet lang meer. Ik vraag je om lief te zijn."

Topsy's ronde, heldere ogen vulden zich plotseling met tranen. Ze merkte dat het mogelijk was dat iemand van haar hield. Ze legde haar hoofd tussen haar knieën en snikte.

"Arme Topsy," zei Eva zacht.

"O, Miss Eva, lieve Eva," huilde het arme, kleine, zwarte meisje, "Ik zal het proberen. Tot nu kon het me allemaal niks schelen."