Naar inhoud springen

Reize naar Surinamen en Guiana/Hoofdstuk XVIII

Uit Wikisource
Reize naar Surinamen en Guiana
Hoofdstuk I · Hoofdstuk II · Hoofdstuk III · Hoofdstuk IV · Hoofdstuk V · Hoofdstuk VI · Hoofdstuk VII · Hoofdstuk VIII · Hoofdstuk IX
Hoofdstuk X · Hoofdstuk XI · Hoofdstuk XII · Hoofdstuk XIII · Hoofdstuk XIV · Hoofdstuk XV · Hoofdstuk XVI · Hoofdstuk XVII · Hoofdstuk XVIII
Hoofdstuk XIX · Hoofdstuk XX · Hoofdstuk XXI · Hoofdstuk XXII · Hoofdstuk XXIII · Hoofdstuk XXIV · Hoofdstuk XXV · Hoofdstuk XXVI · Hoofdstuk XXVII
Hoofdstuk XXVII · Hoofdstuk XXIX · Hoofdstuk XXX · Aanhangzel (1) · Aanhangzel(2) · Tweede aanhangzel (1) · Tweede aanhangzel (2)


AGTTIENDE HOOFTSTUK.

Een Tyger, op de legerplaats gevangen.--De Jaguar.--De Couguar.--De Tyger-kat.--De Jaquarette.--Gevecht tusschen eenige afgezondene manschappen der Sociëteit en de muitelingen.--Levens-manier van eenen Surinaamschen Planter.--Verscheiden zoorten van visschen.--Besmettelyke ziekten.--Zelfsmoord.

Ik heb zoo straks gezegd, dat verscheiden Officiers gevogelte aankweekten; maar alle nachten ontnam een onbekende strooper 'er hun verscheiden van. De Capitain BOLTS, den coati-mondi of crabbo-dago van deezen diefstal verdacht houdende, zette een val, door middel van eene ledige kist, welke hy in den grond deed plaatsen, en waar van het dekzel wierd opgehouden door een hout, waar aan men een lang touw had vast gemaakt. Vervolgens sloot hy al zyn gevogelte naauwkeurig op, uitgenomen twee hoenderen, welke hy onder deeze val plaatste, doende dezelve door twee Negers op eenigen afstand bewaken. Deezen hadden naauwlyks een uur of twee op hunnen post doorgebracht, of zy hoorden de hoenderen schreeuwen; één van hun trok toen aan het touw, en de ander schoot toe, om zig van den dief te verzekeren, gaande op het dekzel zitten: het was een jonge Tyger, die 'er in besloten zat; hy deed wel dra alle pogingen, om zig in vryheid te stellen; maar men bond de kist met zwaare touwen toe, en men wierp die alzoo in de Rivier, dezelve onder water houdende, om het dier, het welk de sterkste pogingen deed om te ontsnappen, te doen verdrinken. De Capitain BOLTS nam zyne huid, en bewaarde die tot eene gedachtenis van dit zonderling voorval.

De Graaf DE BUFFON beweert, dat 'er in America geene Tygers zyn; maar dat men 'er dieren vindt, die hun gelyken, en waar aan men denzelfden naam geeft. Ik zal dezelve beschryven zoodanig als ik ze gezien heb, en de lezer zal beöordeelen, wat zy zyn.

De eerste en grootste word Jaguar van Guiana genoemd. Dit dier, het welk verscheiden Schryvers als zwak, verachtelyk, en van de grootte van een haazen-windhond hebben afgebeeld, is integendeel zeer sterk, zeer gevaarlyk, zeer woest. Zyne lengte, van den bek tot het begin van den staart, heeft zomtyds zes voeten: men vergeete niet den verbaazenden voetstap van een tyger, welken ik aan de Patamaca in het zand zag, schoon men zoude kunnen tegenwerpen, dat deeze in 't byzonder van eene buitengewoone grootte had, en het zand los was. De Jaguar heeft eene donkere oranje kleur en een witten buik. Zyn rug heeft langwerpige en zwarte streepen. Op zyde van den buik zyn onregelmatige ringen, in den omtrek zwart, en in het midden helder. Het overige gedeelte van zyn lichaam en zyn staart hebben kleine vlakken, die volmaakt zwart zyn. Zyne gedaante gelykt in alle opzichten naar die van den Africaanschen Tyger; en dewyl hy ook onder het geslacht der katten behoort, is het niet noodig 'er eene omstandiger beschryving van te geven. Maar dewyl zyne grootte en krachten die van dit klein huisdier overtreffen, verscheurt hy een schaap of een geit even gemakkelyk, als de kat een muis of een rot doodt. De koeijen zelfs en de paarden zyn in weerwil van hunne grootte, voor zyne woede niet beveiligd, want dikwils tast hy hen op de Plantagiën aan; en schoon hy dezelve, uit hoofde van hunne zwaarte, niet naar de bosschen kan sleepen, scheurt hy hen wreedelyk aan stukken, alleenlyk om hun bloed te drinken, waar naar dit woest dier altyd dorstig is. Het is bovendien wel gebeurd, dat de Jaguar jonge Negerinnen, die op het land werkten, heeft mede gesleept, en dit zelfde ongeluk gebeurt hunne kinderen maar al te veel. Dit boosäartig dier werpt (volgens de uitdrukking van deeze zelfde Schryvers) door een enkelen slag met de poot, een wild varken om ver, en het sterkste paard, dat men in Guiana beryden kan, grypt hy by de keel. Zyn woeste aart en bloeddorstigheid zyn oorzaak, dat men hem nooit heeft kunnen tam maken. Hy zou de hand van zynen oppasser verscheuren; en dikwils zelfs verslindt hy zyne jongen. Hoe sterk echter en woedend hy ook zy, hy is niet in staat wederstand te bieden aan den slang Aboma, die, wanneer hy hem bereiken kan, hem in korte oogenblikken aan stukken slaat.

Het tweede dier van het zelfde zoort is de Couguar, de roode Tyger in Surinamen genaamd. Men zoude hem voegzamer kunnen vergelyken by een haazen-windhond, ten aanzien van deszelfs gedaante, maar niet van zyne grootte, en by gevolg ook ligter dan den Jaguar, maar grooter dan een windhond. De huid van dit dier is van eene bruin roode kleur; de borst en buik zyn van eene vuile witte kleur; hy heeft lange en ongevlakte hairen; de staart van eene aard-kleur, en aan het einde zwart. Zyn kop is klein, met twee glinsterende oogen, waar uit het vuur als uitspringt; en zyne tanden zyn zeer breed. Zyn dun lyf word gedragen door lange pooten, die met geduchte en witachtige klaauwen gewapend zyn. Hy is even verslindend als de Jaguar.

Een derde dier van dit zoort, en het welk zeer fraay is, al mede in Guiana gevonden wordende, is de Tyger-kat. Deszelfs grootte gaat die van veele katten, welke ik in Engeland gezien heb, niet te boven. Zyne huid is van eene fraaie geele kleur, en gevlakt met kleine witte moesjes met zwarte randen. Hy heeft den buik van een helderen kleur, zwarte ooren met een witte vlak, en zeer zacht hair. Men waardeert zyne huid zeer hoog; en hy heeft dezelfde gedaante als de Jaguar. De Tyger-kat is een zeer levendig dier, wiens oogen schitteren als blixem-straalen; maar hy is even woest, even verslindend, even wild als de voorgaande.

'Er is nog in dit Land een vierde dier van het zelfde zoort; het is de Jaguarette, wiens huid van eene zwartachtige kleur is, met vlakken die nog zwarter zyn. Zie daar alles wat ik 'er van weet; want ik heb 'er geen enkele gezien, om dat men hem zelden verneemt. Die ik te vooren beschreeven heb, zyn niet veel gemeener. Ik zal by het geen ik van alle deeze dieren gezegd heb, nog byvoegen, dat zy, even als de gewoone katten, lange knevels hebben; dat zy zomtyds op de boomen klimmen; maar dat zy zig doorgaans onder de bladen in eene hinderlaag plaatsen, van waar zy met eene ongelooffelyke gezwindheid op hunnen ongelukkigen buit uitschieten; dat zy, den zelven hebbende van één gereten, zyn bloed al warm drinken, en met verscheuren en inslokken niet ophouden, voor dat zy verzadigd zyn; maar dat, indien zy door den honger niet gedrongen worden, zy lafhartig zyn, en dat een enkele hond genoegzaam is, om hen op de vlucht te dryven. Het vuur doet hen ook uittermaten verschrikken: dit is het beste middel om hen te verdryven, waar van ook de Indianen in Guiana gebruik maken. Verscheiden Tygers kwamen, by gebreke van deeze voorzorgen, in onze legerplaats; maar gelukkiglyk, regtten zy geene verwoesting aan.

Dewyl ik op dit oogenblik met den Colonel FOURGEOUD op den voet van de vertrouwelykste vriendschap stond, bood ik hem eene teekening aan, verbeeldende de geheele legerplaats van Maagdenberg, die hem dermaten behaagde, dat hy dezelve aan den Prins van Oranje en aan den Hertog van Brunswyk zond, om hen over zyne krygs-verrigtingen te doen oordeelen. Deeze beleefdheid van myn kant bragt al de uitwerking op hem te weeg, die ik verlangen konde; niet alleen wierd ik zyn begunstigde, en hy beloofde my aan het Hof te zullen aanbeveelen, maar zelfs betoonde hy achting voor de Engelschen en Schotten. Ik was over deeze veranderde behandeling van zyne zyde zoo te vreden, dat ik de vyandschap, die in het begin tusschen ons had plaats gehad, aan my zelven meende te moeten wyten. Echter wierd de betoonde achting van den Colonel wel dra afgewisseld door voorwerpen, die al zyn aandacht verdienden; want hy vernam den 14den Juny, dat men eenige hutten van muitelingen aan de zee-kusten ontdekt had; dat de Capitain MEYLAND, met honderd en veertig mannen van het krygsvolk der Sociëteit, den vyand gaande opzoeken, hen eindelyk ontmoet had; maar dat hy gedwongen zynde een diep moeras te doorwaden, deeze Negers hem het eerst hadden aangetast; dat zy verscheiden van zyn volk gedood hadden, waar onder gevonden wierd een jong vrywilliger, die zyn neef was; dat zy 'er een groot aantal van gewond hadden, en de overigen deezer afgezondene krygsbende tot wyken genoodzaakt, schoon hy reeds het moeras was overgetrokken, en deszelfs oever bereikt had, om het dorp stormenderhand in te nemen. Volgens deeze tyding was het klaar, dat de vyand niet was klein te achten; en dewyl men nu eindelyk wist, waar hy te vinden was, ontfing al het krygsvolk, namelyk de zee-soldaten van den Colonel FOURGEOUD, het Regiment van de Compagnie, en de Neger-jagers, die van verlangen brandden, om blyken van dapperheid te geven, bevel om zig onmiddelyk tot den optocht gereed te maken. Men bepaalde hun allen een punt van algemeene vereeniging, en men zond te gelyker tyd een hoop krygsvolk naar den post van la Rochelle, om hier van bericht te geven. Ingevolge van deeze beveelen, maakte zig het geheele leger marschvaardig, en onze soldaten betoonden eenen grooten yver, in de hoop, dat een beslissende slag aan den oorlog, en alzoo tevens aan hunne elende een einde maken zoude: het was dus het oogenblik, om hen tot den aanval aan te voeren; maar onze Opper-Bevelhebber stelde zynen tocht meer dan twee maanden uit, om redenen, hem alleen bekend.

Wy vernamen toen, dat de Capitain BRANT, Bevelhebber op den post van de Hoop, op het punt was, om aldaar van eene zwaare ziekte te sterven. Deeze zelfde post, alwaar zig een groot aantal krygsvolk bevond, was één der ongezondsten uit hoofde der overstroomingen; en vermits ik in dit tydstip één der gunstelingen van den Colonel was, bestemde hy my, om het bevel 'er van op my te nemen, eene eer, die ik, zoo als hy my zeide, aan myn sterk lichaamsgestel moest toeschryven. Uit deeze handelwyze bemerkte ik, dat zyne vriendschap op eigenbelang steunde; en ik gevoelde mynen haat allengskens herleven tegen iemand, die my alzoo veroordeelde om zonder roem te sterven, daar hy my tot eenigen dadelyken dienst met eere gebruiken konde.

By myne komst op de Hoop, moest ik den Capitain BRANT naar Maagdenberg zenden; maar deeze ongelukkige jongeling eenige achterdocht op dien wreeden last hebbende, ging in een besloten vaartuig, eenige uuren voor dat ik aankwam, en begaf zig naar Paramaribo. Echter kwam hy aldaar niet aan, of hy gaf den geest, zoo door de gevolgen van eene heete koorts, als door hartzeer. Niemand verdiende meerder betreurd te worden, dan hy. De Colonel FOURGEOUD verloor een uitmuntend Officier, en ik een oprecht vriend.

Dewyl hy de tweede Bevelhebber was, die in zeer korten tyd op deezen post het leven liet, nam ik gerustelyk tot myne zinspreuk: Hodie mihi, cras tibi: (van daag my, morgen u:) maar by geluk bedroog ik my, en ik was altyd zoo welvaarende, als ik ooit in myn leven geweest ben. Volgens den raad van den ouden CARAMACA, baadde ik my twee malen daags in de Rivier; ik maakte insgelyks gebruik van myne oude gewoonte, om geene schoenen noch koussen te dragen.

Den 20sten Juny, korte dagen na myne aankomst, had ik de eer een bezoek te ontfangen van den Gouverneur, den heer NEPVEU, die van zyne Plantagie Appecappe te rug kwam, en weder naar Paramaribo keerde. Ik beklaagde hem den rouw wegens het afsterven van zyne huisvrouw, welke hy in't kort verloren had. Ik ontfing ook bezoeken van verscheiden Planters, die my allerleije zoorten van ververschingen van hunne Plantagiën medebragten. In dit oogenblik had ik gelegenheid, om de gebruiken en levens-wyze van deeze West-lndische Nababs te leeren kennen.

Een Planter in de Volkplanting van Surinamen, wanneer hy op zyne Plantagie woont, het geen zeldzaam voorvalt, want doorgaans verkiest hy het verblyf te Paramaribo, staat by het opkomen der zon, dat is, des morgens omtrent ten zes uuren, uit zyne hangmat op. Alsdan begeeft hy zig, onder zyn piazza, of dat zoort van overdekte gaanderye, voor het huis geplaatst, alwaar hy zyne koffy en pyp gereed vindt. Een half dozyn slaven, zoo wel mans als vrouwen, en wel de schoonste, wagten hem aldaar, om hem te bedienen. In dit heiligdom ontmoet hem de Opzigter, na hem van verre verscheide diepe buigingen gemaakt te hebben, en doet hem zeer eerbiedig rekenschap van het werk, het welk des avonds te vooren verrigt is, van het getal der Negers, die weggeloopen, die ziek geworden, die gestorven, die hersteld zyn, van de geenen die men gekocht heeft, of van de kinderen, die geboren zyn; maar vooral van den naam der slaven, die hun werk verzuimd, die eene ongesteldheid voorgewend, die zig dronken gedronken hebben, of agter gebleven zyn. De gevangenen zyn doorgaans by dit bericht tegenwoordig, onder de bewaaring van Neger-beulen, die op het minste teeken hen vast binden, het zy aan de pylaaren of balken der gaanderye, het zy aan boomen, zonder dat de eigenaar zig dikwils verwaardigd heeft de beschuldigden in hunne verdediging te hooren. De veroordeelden eenmaal vast gebonden zynde, vallen de zweepslagen op hen, zonder onderscheid van mans, vrouwen of kinderen. De werktuigen, waarmede deeze straf word uitgeoeffend, zyn koorden van hennip van eene zeer groote lengte, die by elken slag tot in het vleesch indringen, en een geklater maken, gelykende naar het afschieten van een pistool. Zoo lang deeze straf-oeffening duurt, roepen de ongelukkigen by herhaaling: "danky masera": (ik bedank u meester:) en de Planter wandelt met zynen Opzichter rond, zonder op het geschreeuw, het welk hy hoort, eenige acht te geven. Men maakt deeze elendelingen niet los, voor dat zy wel zyn van één gereten; en dan gelast men hun, om oogenblikkelyk weder aan hun werk te gaan: ter naauwer nood verwaardigt men zig, om hen te laten verbinden.

Het straf-uur verloopen zynde, koomt de Heelmeester, die een Neger is, insgelyks om bericht te doen; en men zendt hem weg al vloekende, en zig beklagende, dat hy aan de slaven toestaat ziek te zyn. Na deeze bedienden, koomt 'er eene zeer oude vrouw, die alle de Neger-kinderen van de Plantagie vertoont, waar over zy het bestuur heeft. Deeze kinderen, die reeds in de Rivier gewasschen zyn, klappen in de handen op het zien van hunnen meester; zy groeten hem, staande in de rondte; vervolgens zendt men hen weg, om hun ontbyt van plantainboom-vruchten, of ryst te gebruiken; en even gelyk by het begin, eindigt dit alles met eene diepe buiging van den Opzichter.

Myn Heer doet dan eene wandeling in zyn morgen-gewaad, bestaande in een onderbroek van het fynst Hollandsch linnen, witte zyde koussen, en muilen van geel of rood Turksch leder; het halsboord van zyn hembd blyft open, en over het hembd draagt hy alleenlyk eene loshangende japon van fraaie Indische stof. Zyn hoofd is met een uittermaten fyne catoene muts bedekt, en met een verbaazend groote hoed, die zyn mager en somber aangezicht voor de hette der zon beveiligt: om den lezer in staat te stellen zig een juist denkbeeld van een persoon van dit zoort te vormen, biede ik hem tans de afteekening aan, die ik 'er van gemaakt hebbe. Ik heb het tydstip genomen, dat de Planter, met zyne pyp in den mond, want die legt hy niet neder, uit de hand van eene schoone slavin een glas Madéra-wyn ontfangt, het welk hy uitdrinkt, om daar door geduurende zyne wandeling kragt te bekomen.

Wanneer hy nu langzaam rondom zyne wooning heeft rond gekuierd, of misschien te paard gestegen is, om zyne velden te bezichtigen, en de vermeerdering zyner rykdommen te begrooten, koomt hy tegen agt uuren te rug, om zig te kleeden, indien hy voornemens is eenige bezoeken af te leggen, zoo niet, blyft hy gekleed zoo als hy is. In het eerste geval verwisselt hy alleen zyn onderbroek tegen een broek van dun linnen of zyde. Vervolgens gaat hy zitten, en reikt zyne beide beenen toe aan eenen jongen Neger, die hem de schoenen aantrekt; te gelyker tyd word hy door eenen anderen gekapt of geschoren; en een derde is bezig, om de muggen van hem weg te jagen. Wanneer dit alles is afgeloopen, trekt hy een ander hembd aan, een kamisool, en een rok, die altoos van eene witte stof is. Alsdan brengt men hem onder een groot zonne-scherm, door eenen jongen Neger gedragen wordende, naar zyn vaartuig met zes of agt roeijers, het welk hem wagt, en waar in zyn Opzichter zorg gedragen heeft vruchten, wyn, water en tabak te laten brengen; maar dezelve heeft hem zoo dra niet zien vertrekken, of hy herneemt zynen toon van gezag, en zyne gewoone onbeschoftheid. Indien de Planter, op deezen dag, zyne Plantagie niet verlaat, ontbyt hy ten tien uuren; en om deeze maaltyd te nemen, zit hy aan eene tafel, in eene groote zaal geplaatst, en waar op hammen, gerookte tongen, gevogelte, of gekookte duiven, plantains, zoete cassave, brood, boter, kaas, enz. gevonden worden. Zyn drank is in dit oogenblik of zwaar bier, of Madéra-, Champagne- of Moesel-wyn. Zyn Opzichter houdt hem gezelschap, zig echter op eenen bekwamen afstand plaatsende, en beiden worden zy bediend door de schoonste en wel gemaaktste slaven.--Zie daar, het geen deeze heeren ontbyten noemen.

Wanneer deeze maaltyd geëindigd is, neemt de Planter een boek; hy speelt op het schaakspel, of op de billard, of op eenig speeltuig; tot dat de hette van den dag hem noodzaakt, om in zyne hangmat te gaan leggen, om daar in zyn middagslaap te nemen, welken hy even min kan nalaten, als een Spanjaard zyne siesta of uur van rust. Hy wendt en keert zig in dit zoort van bed, tot dat hy in een diepen slaap gevallen is, en geduurende zynen slaap, houden zig twee van zyne Negers bezig, om tot zyne verkoeling met een waaijer te waaijen.

Tegen drie uuren word hy van zelf wakker: na zig gewasschen en geparfumeerd te hebben, gaat hy wederom aan tafel zitten, om met zynen Opzichter het middagmaal te houden; en zy worden, even als by het ontbyt, door dezelfde slaven bediend. Niets van al het geen het jaargetyde kan opleveren van gewoon vleesch, gevogelte, wildt, visschen, groenten en vruchten, ontbreekt op deeze maaltyd: de uitgelezendste wynen worden 'er in overvloed geschonken; en dezelve eindigt met eene groote kop zeer sterke koffy, en eenige glazen liqueur. Ten zes uuren koomt de Opzichter wederom als des morgens, door beulen en gevangenen gevolgd wordende. De strafoeffeningen beginnen wederom geduurende eenigen tyd, en na dat de eigenaar zyne beveelen voor het werk van den volgenden dag gegeven heeft, zendt hy de vergadering weg, en brengt zynen avond door met ligte punch, of fangary te drinken, op de kaart te spelen, of te rooken.--Myn heer begint gewoonlyk de aannadering van den slaap tegen tien of elf uuren te gevoelen; dan doet hy zig door zyne kamerdienaars ontkleeden; hy gaat vervolgens in zyne hangmat leggen, alwaar hy met de eene of andere van zyne beminden, want hy heeft altyd zyne stoet van vrouwlieden, den nacht doorbrengt. Den volgenden dag, verschynt hy op nieuw onder zyne overdekte gaandery, op het zelfde uur als daags te vooren; hy vindt aldaar wederom zyne pyp en koffy, en met het opkomen van de zon hervat hy zyne genietingen en uitspanningen. Hy is een Vorst in 't klein, zoo verachtelyk, zoo eigenzinnig, zoo willekeurig heerschende, als 'er een is.

Een zoo onbepaald gezag moet in de daad noodwendig ten hoogsten behagen aan iemand, die zeer waarschynlyk in zyn vaderland, in Europa, een niets beduidend wezen was.

Zulke lieden maaken dus fortuin, naardien zeer dikwils in deeze Volkplanting de Plantagiën op tyd verkocht worden door afwezige eigenaars, die zig op de gedaane begrootingen verlaten; en deeze begrooters, het te verkoopen perceel zeer laag waardeerende, zyn het doorgaans met den kooper eens.

Dit zoort van Planters is een pest voor de Volkplanting. Zy maken eene onmatige verteering, en betaalen niemand, onder voorwendzel van slechten oogst, sterfte onder de slaven, enz. Zy mishandelen dezelven door overmaat van arbeid en slagen; zy bederven de Plantagie, waar van zy de voortbrengzels voor gereed geld, en ten laagen pryze verkoopen; en wanneer zy op die wyze hunne beurs gemaakt hebben, verdwynen zy. Men moet echter toestemmen, dat 'er in alles uitzonderingen zyn: ik heb in Surinamen Planters gekend, die door hunne braafheid achtenswaardig waren, en ik heb dezelven reeds genoemd.

Wat de vrouwen betreft, zy geven zig doorgaans aan alle haare driften, en in 't byzonder aan de ontembaarste wreedheid over. Maar te gelyker tyd, dat ik getuigenis moet geven van de verhevene deugden van Mevrouwen ELIZABETH DANFORTH en GODEFROY, en van eenige andere van een onbevlekt caracter, behoor ik ook het gordyn te laten vallen voor alle de onvolmaaktheden der teedere kunne in deeze luchtstreek. Alvoorens van dit stuk af te stappen, moet ik echter opmerken, dat de herbergzaamheid nergens edelmoediger, nog aangenamer word uitgeoeffend, dan hier. Een vreemdeling bevindt zig hier overal, of hy t'huis was: men verschaft hem, met de meest mogelyke gulheid, tafel en huisvesting, op elke Plantagie, het geen van des te meer aanbelang is, om dat men in de nabyheid van alle de Rivieren der Volkplanting Surinamen niet weet, wat eene herberg is.

Om aan myn verhaal eenige afwisseling te geven, zullen wy tans drie zoorten van visschen beschryven, waar op ik myne vrienden onthaalde, zynde de zon-visch, de slang-visch, en de gevlakte kat. De eerste word, even als de zalm, in zoute en zoete wateren gevonden. Hy heeft agttien of twintig duimen lengte, en hy is geheel en al met goude schubben bedekt, die, wanneer hy in helder water zwemt, straalen van zig schynen af te schieten, en die hem zynen naam gegeven hebben. De slang-visch ontleent zynen naam van de gelykheid, die 'er tusschen hem en dit kruipend gedierte is. Het is een zoort van aal, niet zeer groot, maar zwart, hebbende een witten buik, en zynde in alle de Rivieren van dit Land zeer gemeen. De gevlakte kat word alzoo genoemd uit hoofde van de vlakken, waar mede hy bedekt is, en zyne lange knevels. Deeze visch gelykt ten aanzien van deszelfs gedaante vry veel naar een snoek. Hy heeft zeer puntige tanden, maar geene schubben. Hy is zeer vet, en weegt zomtyds tot zeventig ponden toe; zyn vleesch is geelachtig, en men maakt 'er weinig werk van.

De Hoop was tans eene der onaangenaamste verblyfplaatsen. Ik betreurde aldaar zeer het gemis, zoo van myne eerste hut, als van myne lieve gezellinne: de eene viel geheel om ver, en de andere was te Paramaribo. Wy hadden geen enkel mensch, die niet door de koorts, of eenige andere ziekte, was aangetast. De roode loop begon ook verwoestingen aan te rechten. Om onze elende te vergrooten, hadden wy noch Heelmeesters, noch geneesmiddelen, noch iets, waar door wy ons licht bezorgen konden; en ons bleef niets overig, dan zeer weinig brood. Ik was met deeze gesteldheid van ons ongelukkig krygsvolk bewogen, en ik deed onder hen eene uitdeeling van bischuit, citroenen, oranje-appelen, suiker, wyn, gevogelte, en eenige spermaceti-kaarssen, die my in eigendom toebehoorden.

Den 23sten, zond ik twee zieke Officiers, ORLEIGH en FRANSSEN, gelyk mede alle de soldaaten, die vervoerbaar waren, naar het hospitaal te Maagdenberg; te gelyker tyd vernieuwde ik myn ootmoedig verzoek, om van zulk een elendigen post, die bovendien van geen nut ter weereld was, verlost te worden, en ik verzogt, maar te vergëefs, om één van hun te zyn, die tegen de muitelingen optrokken. Ik vernam omtrent in dit tydstip, dat men, beneden mynen post, eene nieuwe verblyfplaats der Negers, niet ver van Paramaribo af gelegen, ontdekt had; en dat hooger op een groot getal manschappen van ons krygsvolk stierf, waar onder men telde den Capitain SEYBOURG, broeder van den Colonel van denzelfden naam, die den 22sten overleed. Deeze was de derde van dien rang, die zedert een maand het leven liet.

Den 26sten, kwamen twee jonge Officiers, die zeer schoone manspersoonen waren, aan; maar die niet meer dienen konden, zynde beiden gekweld met eene breuk, veroorzaakt door het uitglyden, het geen in dit regen-saisoen, wanneer de grond zeer glibberig is, moeielyk vak te ontwyken.

Des avonds van den zelfden dag, was 'er één van onze zee-soldaaten, genaamd SPANKNEVEL, die niet meer te voorschyn kwam, en men ontdekte hem eerst den 29sten, wanneer men hem met een koord van een heestergewas aan een boom hangende vondt. Geen van zyne medemakkers wilde hem afsnyden, om dat hy zig zelf had van kant geholpen. Zy beweerden, volgens hunne vooroordeelen, want zy waaren allen Duitschers, dat zy, met hem aan te raken, zig even eerloos zouden maken, als hy zelf was. Ik was dus genoodzaakt hem door de Negers te laten afnemen en begraven.

Eindelyk ontfing ik bevel tot myn vertrek, en ik begaf my oogenblikkelyk met den Capitain BOLTS naar Goed-Accord, waar van de eigenaar en eigenaresse, de heer en mevrouw DE LANGE, ons zeer beleefdelyk ontfingen. Deeze Suiker-Plantagie is de laatste aan de Rivier Commewyne, en uit dien hoofde is zy in de nabyheid der muitelingen gelegen, die dikwils moeite doen om de slaven te verleiden; maar men behandelt dezelven aldaar met veel toegevenheid en goedheid, om alle muitzucht van hunnen kant voor te komen, en hen aan te zetten om de Plantagie niet te verlaten.

Ik zag aldaar eene groote nieuwigheid: namelyk eene jonge Negerin, die in den zuiveren natuurstaat de tafel bediende. Ik betoonde my uittermaten verwonderd, toen ik haar zag te voorschyn treden; en dadelyk vernam ik naar de reden van deeze vreemde gewoonte. De vrouw van den huize antwoordde my zediglyk, dat zulks plaats had, overeenkomstig de schikking der moeders en opzigteressen, als een middel ter voorkoming van eenen al te vroegtydigen omgang met manspersoonen, waar door haare kragten verminderd, haare groei belet, en haare gestalte bedolven zouden worden. De slaven op deeze Plantagie, zoo mans als vrouwen, waaren de schoonsten, welken ik immer gezien heb. Hunne schoone gedaante, hunne levendigheid, hunne sterkte en yver konden met die der Europeanen gelyk gesteld worden. De Neger PHILANDER, dien ik reeds als een voorbeeld van schoonheid heb aangehaald, behoorde tot dezelven.

Des anderen daags, vertrokken wy naar Maagdenberg, een uur voor het ondergaan der zon, en in een klein vaartuig, alleenlyk met een zonnescherm overdekt. Wy deeden zulks tegen den raad van den heer en mevrouw DE LANGE, en wy hadden reden om 'er ons over te beklagen; want naauwlyks hadden wy twee mylen afgelegd, of de nacht overviel ons, gepaard met zulk een geweldigen regen, dat wy byna in het water verzonken, zynde de gang van het vaartuig slechts twee duimen boven water. Het gelukte ons echter, door middel van onze calebassen en hoeden, om het zoo ledig te scheppen, dat het vlot bleef. Te gelyker tyd zat 'er een Neger voor op, houdende een haak lynrecht voor uit, om te beletten dat ons vaartuig niet omsloeg, wanneer het door onbedachtzaamheid, in het midden der duisternis, waar in wy ons bevonden, tegen de wortels der Palmietboomen stootte, die langs de oevers van het bovenste gedeelte van de Commewyne in grooten getaale groeijen.

Wy kwamen op deeze wyze, des avonds ten tien uuren, op de Plantagie Jacob aan. Het vaartuig was met het water gelyk, en ook niets meer; want de Capitain BOLTS, en ik, waren zoo dra niet op het land gesprongen, of het vaartuig zonk met alle de Negers, die 'er op waren: dadelyk echter bereikten zy al zwemmende den oever. Maar, helaas! een koffer, waar in myn dagregister en myne teekeningen lagen, die my meer dan twee jaaren arbeids en moeite gekost hadden, bevond zig toen onder in het water. Ik was over dit verlies met smarte aangedaan. Een knaphandige Neger echter, verscheiden malen, al duikelende, in het vaartuig gegaan zynde, bragt my mynen kleinen schat te rug, en ik achtte my zeer gelukkig denzelven weder in myne handen te zien, schoon door en door nat geworden zynde. Dus nam onze schipbreuk een einde. Na iets warms gebruikt te hebben, hingen wy onze hangmatten op, en sliepen in dezelve rondom een goed vuur, waar voor ik myne papieren liet droogen.

Des anderen daags morgens vervolgden wy onze reize, maar toen wy half weg gekomen waren, wierden wy tegengehouden door eenen zwaaren boom, die; om ver gevallen zynde, een dam in de kreek maakte, zoo dat het vaartuig nooit op of neder komen konde. Wy keerden naar de Plantagie Jacob te rug, en waren genoodzaakt, ons van daar naar de plaats van onze bestemming te voet te begeven, dwars door allerleije zoorten van struiken, distelen, doornen en heestergewassen, alwaar wy door nat, en geheel met bloed bedekt, aankwamen. Myne enklauw, die begon te geneezen, wierd andermaal tot op het been open gereeten: de veelvuldige doornen, die wy by elken tred ontmoetten, maakten dezelve weder byna geheel ontbloot.

Wy vernamen hier, dat ORLEIGH, één van de twee Officieren, welken ik, geduurende myn laatste verblyf op de Hoop, naar Maagdenberg ziek verzonden had, niet meer in leven was. Op die wyze vergingen byna allen de geenen, die de laatste maand op deezen eersten post hadden doorgebracht, van waar geen enkel soldaat gezond te rug kwam. Ik ben vastelyk overtuigt, dat hun onheil veröorzaakt wierd door de sterke hette van de drooge en brandende maand Juny, welke zy ondervonden, na in het midden van een moerassigen streek gegaan en geslapen te hebben, en na, geduurende het laatste regen-saisoen, aanhoudende stortregens op hun lichaam ontvangen te hebben. De sterkte van myn gestel deed my echter aan zoo veele gevaaren ontsnappen, en ik besloot, zoo mogelyk, myne gezondheid te bewaaren, al lachende en zingende, (God vergeeve my dit!) terwyl een groot aantal menschen rondom my zuchtten, steenden, en den geest gaven.


PD-icoontje   Publiek Domein
Deze bron (Reize naar Surinamen en Guiana/Hoofdstuk XVIII) is (gedeeltelijk) afkomstig van Project Gutenberg.

Bronnen afkomstig van Project Gutenberg zijn in het publiek domein.