Reize naar Surinamen en Guiana/Hoofdstuk XXI

Uit Wikisource
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Reize naar Surinamen en Guiana
Hoofdstuk I · Hoofdstuk II · Hoofdstuk III · Hoofdstuk IV · Hoofdstuk V · Hoofdstuk VI · Hoofdstuk VII · Hoofdstuk VIII · Hoofdstuk IX
Hoofdstuk X · Hoofdstuk XI · Hoofdstuk XII · Hoofdstuk XIII · Hoofdstuk XIV · Hoofdstuk XV · Hoofdstuk XVI · Hoofdstuk XVII · Hoofdstuk XVIII
Hoofdstuk XIX · Hoofdstuk XX · Hoofdstuk XXI · Hoofdstuk XXII · Hoofdstuk XXIII · Hoofdstuk XXIV · Hoofdstuk XXV · Hoofdstuk XXVI · Hoofdstuk XXVII
Hoofdstuk XXVII · Hoofdstuk XXIX · Hoofdstuk XXX · Aanhangzel (1) · Aanhangzel(2) · Tweede aanhangzel (1) · Tweede aanhangzel (2)


EEN-EN-TWINTIGSTE HOOFTSTUK.

Wilde Porselyn.--Calebassen-boom.--Schermutzeling.--Tafereel van broederlyke teederheid.--Het krygsvolk keert naar Barbacoeba te rug.--Beschryving van de manier, waar op de legerplaats was ingericht.--Een slaaf door den slang Orou-coukou gedood.

De Colonel FOURGEOUD, zig op deeze wyze door eenen Neger getrotseerd ziende, konde zyn spyt niet langer inhouden, en zwoer, dat hy BONNY vervolgen zoude, al was het ook aan het einde van de weereld. Alle onze krygs- en mondbehoeften intusschen waren verbruikt; en al was dit zoo niet geweest, zoo zoude het zekerlyk eene ydele onderneming geweest zyn den vyand te willen agterhalen. Onze Bevelhebber niettemin bleef by dit onuitvoerlyk ontwerp; hy zondt derhalven eenige manschappen naar Barbacoeba, onder bevel van den Capitain BOLTS, en bestaande uit honderd Zee-soldaten, dertig Jagers en een goed getal slaven, met last, om krygs- en mondbehoeften voor ééne week van dien wachtpost te gaan halen. Te gelyker tyd deedt hy alleenlyk eene halve portie aan het overgebleven krygsvolk uitdeelen, en hy zette de soldaten aan, om dit gebrek aan noodig voedzel te vervullen, door het opzamelen van ryst, duiven- of angola-boonen, en door het uit den grond halen van maniok-wortel, welken zy, zoo goed zy konden, moesten gereed maken. De Officiers wierden op dezelfde wyze behandeld. Het was in de daad wonderlyk om te zien, dat een twintigtal van ons zig, even als zoo veele Apothecars, bezig hielden met de ryst elk in een zoort van vyzel te stampen, die door de muitelingen uit den stam van een boom, het roode hart genaamd, was uitgehold, als zynde dit het eenige middel, om dezelve van haare schel te zuiveren. Dusdanige arbeid was echter zeer afmattend; het zweet liep ons langs het geheele lyf, als of wy uit een bad kwamen; en op dit oogenblik, dat wy wel eenigen versterkenden drank noodig hadden, hadden wy niets dan water.

Wy hadden het geluk, om, onder andere plantgewassen, eene groote meenigte wilde porselyn te vinden, die van de gewoone alleenlyk daar in verschilt, dat zy digter aan den grond groeit, en dat derzelver bladeren kleiner en van een donkerer groene kleur zyn. Men kan ze gerust eeten, het zy als eene salade, het zy gestoofd; zy verschaft een smakelyk en verkoelend voedzel; en ze is bovendien een uitmuntend middel tegen de scheurbuik.

Wy vonden ook een groot aantal Calebassen-boomen, waar van de vrugten voor de inboorlingen des Lands van zeer groot nut zyn. De Calebassen-boom groeit tot de hoogte van een gewoonen appel-boom. Deszelfs bladeren zyn dik, en loopen puntig toe. De gedaante en grootte van deszelfs vruchten is onëindig verschillende; eenige zyn eirond, andere spits toeloopende, andere wederom rond, en dikwils hebben zy tien of twaalf duimen in den omtrek. De schil is hard, glad, en met eene schitterende huid overdekt, die bruin wordt, wanneer de calebas droog is. Het vleesch is eene mergachtige zelfstandigheid, welke men 'er met een krom mes kan uitnemen. De calebassen dienen tot poejer-doozen, flessen, schaalen en schotels. Zelden ging ik door de bosschen, zonder 'er een by my te hebben. De Negers vercieren dezelve doorgaans, door op de bast verscheiden misselyke streepen te snyden; zomtyds zelfs vullen zy de groeven met kryt, het geen een zeer fraaije vertooning maakt. [3]

De Jagers op kondschap zynde uitgegaan, kwamen in den namiddag van den 23sten te rug, berigtende, dat zy het gewas van een ander rystveld, noord-oost-waarts gelegen, vernield hadden. De Colonel was met deeze tyding zeer in zyn schik; maar toen ik hem tegen den avond zeide, dat ik op eenigen afstand verscheiden gewapende Negers zag, die tot ons naderden, verbleekte hy en riep uit, wy zyn 'er om koud! Oogenblikkelyk gaf hy aan al het krygsvolk bevel, om de wapenen op te vatten. Na verloop van eenige minuten, waren deeze Negers naby genoeg, om onderscheiden te kunnen worden, en wy herkenden 'er veelen van, die in hunne hangmatten gedragen wierden. De Colonel FOURGEOUD riep op nieuw uit: "Wy zyn niet minder bedorven, schoon het de vyand niet is: het is de Capitain BOLTS, die geslagen is geworden, en met zyne manschappen te rug koomt". Hy sprak de zuivere waarheid. Deeze ongelukkige Officier, zoo dra hy zyne gekwetsten in handen der Heelmeesters had overgeleverd, gaf het volgende bericht: hy verklaarde, dat hy, gekomen zynde in het rampzalig moeras, waar in de Capitain MEYLAND de nederlaag gekregen had, door den vyand, die aan de overzyde post hieldt, was aangetast geworden; dat dezelve, zonder zig met eenig Europeaan te bemoeien, een verschrikkelyk bloedbad onder de Neger-Jagers gemaakt had; dat één der Capitains van deeze dappere lieden, genaamd VALENTYN, op het oogenblik, dat hy ter aanmoediging der soldaten den jagthoorn blies, en op vyf verschillende plaatsen doodelyk gewond was, was om ver geschoten. De Capitain AVANTAGE, broeder van VALENTYN, hem in dien doodelyken toestand ziende, gaf blyken van de innerlykste teederheid en van de aandoenlykste gevoeligheid. Hy ging naast zynen broeder op de kniën leggen; hy bukte naar zyne wonden, om 'er het bloed uit te zuigen; hy zwoer hem met eenen eed, dat hy zynen dood op hunne vyanden wreeken zoude; en zeide eindelyk, dat hy wenschte, om, na 'er zelf het leven te hebben by ingeschoten, hem op een gelukkiger plaats weer te zien.

De Colonel FOURGEOUD erkende toen; dat de muitelingen hun woord gehouden hadden met het dooden van de Jagers. De Capitain BOLTS berigtte ook, dat eenigen van de eerstgemelden, na op zyn volk van boven uit de palmboomen te hebben vuur gegeven, met de verbazendste gezwindheid naar beneden kwamen, en vervolgens wegvloden, terwyl de Jagers van kwaadheid schuimden, en van yver brandden, om hunne vyanden dwars door de struiken heen te vervolgen.

Onze Bevelhebber bemerkte toen de ongerymdheid van zyn ontwerp. Verre van in staat te zyn, om 'er de uitvoering van te voltooijen, zouden zyn krygsvolk en hy zelf gevaar geloopen hebben van geheel en al vernield te worden. Hy had noch mond- noch krygsbehoeften in zyne legerplaats gelaten, en bovendien was alle gemeenschap afgesneden; hy was dus ernstig bedacht op middelen, om zynen aftocht te dekken. De herhaalde murmureeringen van het krygsvolk drongen hem met ernst, om die party te kiezen; en in de daad, zy waren verschrikkelyk afgemat, door zig des daags te vermoeien, en des nachts aanhoudend te waken. Men konde van onze soldaten zeggen: "dat zy in wilde woestenyen omzworven, zonder aldaar eene enkele schuilplaats te vinden".

Den 24sten, ontfing eene krygsbende van honderd veertig mannen, onder bevel van twee Staf-Officiers, last, om het te velde staande gewas, het welk zy in den omtrek van de oude verblyfplaats, Cosaay genaamd, vinden mogten, geheel en al te vernielen: ik behoorde 'er mede toe. Wy hadden dit werk spoedig verrigt, en vonden in het moeras eene meenigte huisraad, als ketels, yzere potten en pannen. De muitelingen hadden die goederen op eenige Plantagiën geroofd, en zy hadden die in 't water geworpen, om ze aan ons te onttrekken, met oogmerk, ongetwyffeld, om ze weder op te visschen, wanneer wy Gado Saby verlaten zouden hebben.

Onze manschappen kwamen in den namiddag te rug, en wy braken oogenblikkelyk het leger op, om onzen aftocht naar Barbacoeba te beginnen. De Colonel FOURGEOUD gaf in dit oogenblik een blyk van een zeer verkeerd overleg, waar aan zommige lieden zelfs eene veel hardere benaming gaven. Des avonds, toen wy in het moeras kwamen, het welk een akelig voorkomen had, nam hy een ledige kist, leide 'er een hangmat in, en droeg dezelve als een schild voor het lyf, zyne soldaten toeroepende: Red u, zoo goed gy kunt! Op dit gezegde stondt een Waal, genaamd MATTOW, stil, en zeide tot hem: "Myn Colonel, 'er zyn 'er onder ons niet veelen, die uw voorbeeld kunnen, en, zoo ik denk, nog minder willen volgen. Laat uw schild daar, en maak uwe soldaten niet bevreesd. Een dapper man maakt van andere schilden gebruik. Volg dus MATTOW, en vrees voor niets". Deeze onverschrokken krygsman ontblootte dadelyk zyne borst, en met de bajonnet voor uit, beklom hy het eerst den oever aan de overzyde. Dit voorbeeld wierd gevolgd, en wy kwamen zonder hinder het moeras door. De kloekmoedige daad van deezen soldaat wierd vervolgens met den rang van Sergeant beloond. Ik moet hier opmerken, dat de Waalen, die wy onder ons hadden, eene groote dapperheid betoonden, en in alle opzigten uitmuntende soldaten waren. Des avonds sloegen wy ons neder op dezelfde plaats, alwaar wy den nacht voor den slag hadden doorgebragt: het was aller akeligst weder, en er viel een zwaare stortregen.

Den 25sten, des morgens zeer vroeg, zetten wy onzen tocht voort, maar ten minsten was de weg, dien wy voor ons hadden, gebaand. Des anderen daags tegen den avond, bereikten wy Barbacoeba, de plaats van onze algemeene byëenkomst, en wy bevonden ons in den elendigsten staat. Al het volk was door vermoeienis ten eenemaal uitgeput; eenige soldaten waren byna uitgehongerd, en anderen zeer gevaarlyk gewond. De arme slaven wierden allen gebruikt om de zieken of verminkten in hunne hangmatten te dragen, terwyl zy zelven naauwlyks in staat waren te gaan.--Op deeze wyze liep het met het innemen van Gado Saby af. Met dit al, schoon wy op deezen tocht, noch gevangenen, noch buit maakten, deeden wy niettemin aan de Volkplanting eenen wezentlyken dienst, door deeze schuilplaats der muitelingen te vernielen, die, gelyk ik reeds gezegd heb, eenmaal uit eene bezitting verdreven zynde, nooit aldaar wederom kwamen. Ik zoude 'er zelfs kunnen byvoegen, dat onze overwinning byna beslissend was: want indien men het afloopen van eenige Plantagiën uitzondert, het geen de muitelingen alleenlyk door een geest van wraakzucht deeden, en om voor het oogenblik onderhoud te vinden, waren zy zoodanig in verwarring gebragt, en door eenen zoo zwaaren schrik bevangen, dat van dien tyd af hunne verwoestingen zekerlyk minder meenigvuldig waren, en dat zy zeer kort daar op zig zoo diep in de bosschen begaven, dat het hun onmogelyk was groote plonderingen aan te rechten, noch ook de slaven der Plantagiën te verleiden.

Om de bekwaamheid der Negers in hunne krygs-bedryven des te beter te doen kennen, voege ik hier nevens eene afteekening van hunne bezitting Gado Saby, als mede van onze verschillende standen, na dat wy onze legerplaats aan de oevers van de Cottica verlaten hadden.

De getallen 1, 2 en 3, geven de algemeene verzamelplaats te Barbacoeba te kennen, als mede de legeringen in de twee nachten, die op ons vertrek van deezen post gevolgd zyn.

Nº. 4, beteekent de plaats, alwaar wy in den nacht van den 17den, het schieten en schreeuwen der muitelingen hoorden.

Nº. 5, de plaats, alwaar de Neger-Jagers zig by ons voegden.

Nº. 6, de plaats, alwaar wy gelegerd lagen, des nachts voor dat het gevecht voorviel.

Nº. 7, den oever van het moeras, van den kant, alwaar de manschappen van den Capitain MEYLAND hunne nederlaag ontmoetten.

Nº. 8, den voorpost der muitelingen, van waar de eerste snaphaan-schoten voortkwamen.

Nº. 9, de vlakte, met ryst en Indisch koorn bezaaid, welke wy zonder tegenkanting bezetten.

Nº. 10, de doortogt of engte, alwaar het vuur begon.

Nº. 11, de schoone vlakte, met ryst bezaait, alwaar het gevecht meer dan veertig minuuten duurde.

Nº. 12, het gehucht Gado Saby, in brand, en op eenigen afstand te zien.

Nº. 13, de plaats, van waar de muitelingen op ons leger schooten, en in den nacht van den 20sten met ons spraken.

Nº. 14, de oude verblyfplaats van Cosaay, met de dryvende brug, waar door de aftocht der muitelingen begunstigd wierd.

Nº. 15, de velden, met maniok, ignames en bananen beplant, welke op verschillende tyden verwoest wierden.

Nº. 16, het ryst-veld, door Capitain STEDMAN ontdekt en verwoest.

Nº. 17, het gewas, het welk den 23sten door de Jagers vernield wierd.

Nº. 18, het moeras, waar door de verblyfplaats omringd wierd.

Nº. 19, de modderpoel, of na by gelegen biry-biry.

Nº. 20, het bosch.

Na vooraf de manier beschreven te hebben, op welke wy onze hutten bouwden, zal ik hier eene kleine afteekening byvoegen van de wyze, op welke wy die hutten geduurende onze legeringen in de bosschen van Guiana plaatsten. Onze legerplaatsen waren doorgaans van eene driehoekige gedaante, als zynde, in geval van overrompeling, veel zekerder en gemakkelyker tot verdediging van onze krygs- en mondbehoeften; maar de gesteldheid van den grond gedoogde dit altyd niet, en dan was onze legerplaats vierkant, langwerpig, of van eene ronde gedaante, enz. Op de afteekening zelve beteekent,

Nº. 1, de hut of het priëel van den Colonel FOURGEOUD, of van den bevelhebbenden Officier, welke altyd in het midden stondt, en waar voor een schildwagt geplaatst was.

Nº. 2, de hutten van alle de verdere Officiers, makende een kleinen driehoek, en die van den Opper-bevelhebber omringende.

Nº. 3, de buitenste hoeken van den driehoek, die door middel van de hutten der soldaten in drie afdeelingen verdeeld wierden, namelyk, de hoofdbende, de voor-hoede en de agter-hoede, benevens de schildwagten, die op een bekwamen afstand geplaatst wierden.

Nº. 4, de kisten tot berging der krygs- en mond-behoeften, als mede der geneesmiddelen, waar by een schildwagt stondt.

Nº. 5, de vuuren, agter elke afgezonderde hoop krygsvolk geplaatst, om het eeten gereed te maken, en rondom welken de slaven op den grond lagen.

Nº. 6, een hoop afgehakte Latanus-boomen, om hutten of priëelen te maken.

Nº. 7, eene kleine beek of kreek, die aan het krygsvolk water verschafte.

Nº. 8, het naby gelegen bosch.

Ik keere tans tot myn verhaal te rug, en moet aanmerken, dat de wachtpost van Barbacoeba, verre van in staat te zyn, om ons levensmiddelen toe te zenden, zoo als onze Bevelhebber zig verbeeld had, naauwlyks een gering onderhoud aan ons aankomend krygsvolk, het welk uitgehongerd was, verschaffen konde. Verscheiden dagen lang leefden zy alleenlyk van ryst, ignames, erweten, Turksch graan, en wierden vervolgens byna allen door een geweldigen rooden loop aangetast. Schoon dit zoort van voedzel voor de Indianen en Negers krachtig genoeg is, is het niet geschikt voor de Europeanen, die niet lang zonder vleesch leven kunnen: en dit laatste was tans zoo zeldzaam te bekomen, dat zelfs de Joodsche soldaten, die zig onder het krygsvolk der Sociëteit bevonden, al het gezouten varkens-vleesch, het welk zy maar bekomen konden, opslokten.

Ik behoorde niettemin by aanhoudenheid onder het klein getal der geenen, die gezond waren: dit was byna een wonder; want ik had geen beter voedzel, dan een ander, dewyl ik mynen byzonderen voorraad op de Plantagie Mocha had agtergelaten. Ik hoopte op dit oogenblik verlof te zullen bekomen, om dezelve in persoon te gaan halen, en die hoop verkwikte my; maar de Colonel FOURGEOUD hielp my spoedig uit den droom, en verklaarde my, dat hy my geen oogenblik van het doen van den dienst ontslaan zoude, zoo lang ik op myne voeten staan konde: ik moest dus eene gelegenheid afwagten, om ze te laten komen. Ik deelde te gelyker tyd het middelmatig rantsoen van een soldaat met mynen Neger; nu en dan wierdt het vermeerderd met kool, of palmboom-wormen, of ook wel met eenige visch.

Wat de ongelukkige slaven betrof, zy waren zoodanig uitgehongerd, dat zy, een aap van het geslacht der coaitas gedood hebbende, denzelven met huid, hair en ingewanden kookten. Vervolgens haalden zy hem uit de ketel, half gaar zynde: om hem rond te deelen, scheurden ze hem met de tanden van één, en slokten hem eindelyk met zoo veel gretigheid in, als of zy menscheneeters waren. Zy boden 'er my geen brok van aan; maar, hoe groot ook myn honger was, myn maag had geen trek naar zulk wildbraad.

Ik wierd veel geholpen door myn sterk gestel, door eene zeer goede gezondheid, en door mynen vrolyken inborst, zonder het welk ik onder den last der elende en vermoeienis bezweken zoude zyn, daar dezelve toen zoo ondraaglyk geworden waren, dat de Jagers op nieuw onze legerplaats verlieten. Hun leidsman, WINSACK genaamd, één der yverigste en moedigste lieden, die immer de bosschen van Guiana waren ingetrokken, leide zynen post neder, zoo als MONGOL, geduurende den eersten veldtocht van den Colonel FOURRGEOUD aan de Wana-Kreek gedaan had.

In 't begin van September, maakte de roode loop zulke verwoestingen onder het volk, dat de Colonel zig genoodzaakt zag, om alle de zieke Officiers en soldaten zonder onderscheid weg te zenden, niet om zig in het groot Hospitaal te Paramaribo te laten geneezen, maar om aan de oevers der Rivieren te kwynen en te sterven. Het volk van zyne krygsbende begaf zig naar Maagdenberg aan de Tempaty-Kreek, en dat der Sociëteit naar Vrydenberg, aan de Cottica.

De onmenschelykheid van den Colonel FOURGEOUD, omtrent zyne Officiers, was tans tot die hoogte geklommen, dat hy zelfs niet gedogen wilde, dat zy, die in eenen hopeloozen toestand waren, een soldaat tot oppasser hadden, welken prys zy ook bereid waren 'er voor te betalen. Ik heb 'er verscheiden in hunne hangmatten, die tusschen twee boomen opgehangen waren, zien leggen, in een staat van walgelyke vuiligheid, by gebrek van hulp. Onder dit getal behoorde de Vaandrig STROWS, wien de Bevelhebber vervolgens in een open vaartuig naar Devil's Harwar liet overvoeren, alwaar hy stierf. De Colonel wierd eindelyk zelf door deeze wreede ziekte aangetast, en zyn geliefde geneesdrank hielp hem niet met al. Echter herstelde hy schielyk, door eene groote hoeveelheid rooden wyn te drinken, en veel speceryen te eeten, waar aan hy zelden gebrek had. De Colonel SEYBOURG gebruikte ook het eerstgemelde van deeze behoedmiddelen; maar dewyl hy 'er te veel op eenmaal van nam, verloor hy 'er dikwils het gebruik van zyn verstand door. In zulk eene gesteldheid, en in een legerplaats, die zulk een rampzalig voorkomen had, wagte onze Colonel echter eene bezending af van den Raad van Paramaribo, die gelast was hem met zyne overwinning geluk te wenschen. Dienvolgende had hy eene cierlyke hut doen bouwen, en last gegeven om hem schapen en varkens te bezorgen, waar op hy de afgezondenen onthaalen zoude;--maar 'er kwam niemand.

Den 9den, slagtte men dit vee; en voor de eerste keer, zedert dat hy het bevel voerde, liet de Colonel onder het volk een pond vleesch, de beenen daar onder begrepen, voor ieder man, uitdeelen; maar het getal der soldaten, die van deeze edelmoedigheid gebruik konden maken, was in dit oogenblik zeer gering.

Des anderen daags zagen wy eene versterking van honderd mannen, die van Maagdenberg aan de Commewyne kwamen, aankomen; en de wachtpost van Vrydenberg zondt ons byna een gelyk getal van Sociëteit's krygsvolk. De laatstgemelden bevestigden ons de tyding van het overlyden van den Vaandrig STROWS, en berigtten ons die van een groot aantal gemeene soldaaten, die by het innemen van Gado-Saby waren tegenwoordig geweest, en, terwyl men hen naar Barbacoeba vervoerde, in de vaartuigen zelve stierven.

Men ontfing te gelyker tyd berigt, dat de muitelingen, welken wy verslagen hadden, de Cottica boven de Patamaca-Kreek overtrokken, om hunne verwoestingen aan den westkant oogenblikkelyk uit te oeffenen. Dadelyk wierden te water vyftig mannen afgezonden onder bevel van eenen Capitain, om de oevers by de Pinnenburg-Kreek te gaan onderzoeken. Dit volk kwam den 8sten te rug, en bevestigde deeze tyding. Onze onvermoeide Bevelhebber besloot derhalven, om de muitelingen op nieuw te vervolgen; maar de slaven, die onze krygs- en mond-behoeften droegen, niet meer dan het vel over de beenen hebbende, waren naar hunne meesters te rug gezonden, die in hunne plaats anderen moesten zenden, maar die nog niet waren aangekomen.

Den 9den, verkogt men de nagelatene goederen van den Vaandrig STROWS aan de meestbiedenden om op tyd te betaalen. De ongelukkige soldaten, zig beyverende, om zig eenige ververschingen en kleederen te bezorgen, betaalden zevenmaal de waardy van het geen zy kogten; en deeze schandelyke schuld wierd van hun geld ingehouden. Ik heb 'er één vyf Engelsche schellingen zien geven voor een pond snuif-tabak, die geen tiende gedeelte van dien prys waardig was. De zelfde persoon betaalde voor slechte schoenen het dubbeld van derzelver echte waarde. Een paar magere kuikens kostten een guinie voor een zieken. Deeze ongelukkigen wierden op die wyze geheel en al beroofd van hunne weinige overgegaarde penningen, waar voor zy hun bloed en arbeid hadden veil gehad, terwyl men hunnen dringenden nood had kunnen voorkomen, alleenlyk door hun te geven het geen men hun verschuldigd was. Een zee-soldaat zwoer toen in de drift van zyne misnoegdheid, dat hy den Colonel FOURGEOUD zekerlyk zoude van kant helpen, wanneer hy 'er de gelegenheid toe vinden mogt. Een getuige hoorde dit, maar ik haalde hem over, na dat de schuldige berouw over zyne uitdrukking betoond had, om geene verklaring tegen denzelven te geven: dus redde ik zyn leven, het welk hy anders door de koord verloren zoude hebben.

Alle menschen zyn by geluk zoo verregaande ongevoelig niet, als onze Colonel, want dien zelfden dag zondt de braave Mevrouw GODEFROY een vaartuig, waar in een vette os, oranje-appelen en bananen voor de arme soldaten geladen waren, en die vervolgens onder hen verdeeld wierden. Des avonds van dien dag, ontfing ik een weinig voorraad, en eenige flessen Porto-wyn, welken JOANNA my toezondt. Zy had eene veel grootere hoeveelheid afgezonden, maar dezelve was gedeeltelyk gestolen, en gedeeltelyk bedorven. Dit maal gaf ik niets aan den Colonel.

Wanneer ik van voorraad, in een dergelyk geval ontfangen, spreek, bedoel ik suiker, thee, koffy, Bostonsche bischuit, een kaas, rhum, een ham, of eenig gezouten vleesch, alles in eene kleine hoeveelheid, want één slaaf kon de in de bosschen geen zwaarder vracht dragen, en het was ons niet geöorloofd 'er twee te gebruiken. Onder de behoeften telde men ook hembden, koussen schoenen; maar deeze twee laatstgemelde artikelen waren voor my van geen nut, zedert dat ik de gewoonte had aangenomen om blootsvoets te gaan. Reeds zedert twee jaaren had ik my hier aan gewend: ik bevond 'er my wonder wel by, en wenschte 'er my zei ven geluk mede, vooral wanneer ik zag, hoe myne ongelukkige medgezellen de beenen en voeten met scheuren en zweeren als bedekt hadden.

Den 12den, toen de nieuwe slaven waren aangekomen, maakte men zig gereed, om de muitelingen des anderen daags te vervolgen, onzen weg nemende naar den wachtpost, Jerusalem genaamd, waar van ik gesproken heb, ter gelegenheid, dat ik by den rampzaligen tocht naar het bovenste gedeelte van de Cottica het bevel voerde. Den 13den, zondt men de krygsbehoeften en legergoederen te water derwaart, onder geleide van de zieke Officiers en soldaten. Wy braken dus de legerplaats op, en verlieten Barbacoeba, om weder de bosschen te doorkruissen, nemende geduurende den geheelen eersten dag onzen weg ten zuiden en zuid-oosten; wy bragten den nacht door aan de overzyde van de Cassipory-Kreek, alwaar wy ons ter nedersloegen.

De ongelukkige slaven ondervonden op deezen tocht eene wreede mishandeling. Half uitgehongerd, waren zy niet alleen met pakken overladen, maar een ieder, wien het hoofd niet wel stondt, veroorloofde zig bovendien straffeloos om hen te slaan. Ik zag by voorbeeld des Colonels gunsteling, den Neger GOUSARY, 'er één tegen den grond smyten, om dat hy zyn pak niet schielyk genoeg opnam; de Colonel deedt vervolgens van gelyken, om dat hy het te schielyk opnam: de ongelukkige slaaf, niet wetende wat te doen, riep op een beklaaglyken toon uit, ô Massera Jesus Christus, en toen kwam 'er een geestdryver, die hem op nieuw tegen den grond smeet, om dat hy eenen naam, welks heiligheid hy zoo weinig kende, had durven ontheiligen.

Op den tocht van deezen dag, ontmoetten wy een groote troep wilde varkens. De soldaten doodden 'er verscheiden met sabel-houwen en bajonnet-steken, maar op geene andere wyze, want de Colonel had verboden een enkel schot met den snaphaan te doen. Men slagte dezelven; en het vleesch, het welk op het oogenblik wierd rond gedeeld, was by allen zeer welkoom. Ik kan niet nalaten nog op te merken, als iets dat zeer merkwaardig is, dat indien de eerste van deeze dieren, welke voor uit loopt, deezen of geenen weg inslaat, de anderen hem blindelings volgen, hopende even als hy het gevaar te zullen ontsnappen; het geen hun integendeel dikwils in handen van hunne vyanden doet vallen.

Den 14den, trokken wy naar het zuid-westen tot op den middag, wanneer wy te Jerusalem aankwamen, alwaar de voorhoede zig reeds zedert een uur bevondt. Wy waren geheel en al met slyk bemorst. Verscheiden soldaten vielen over wortels van boomen, of groote steenen, het geen hun zelfs breuken veroorzaakte. Tot myne groote verwondering, vonden wy hier dien zelfden WINSACK, van wien ik hier boven gesproken heb, en die aan het hoofd van honderd andere Jagers was. Hy had hooren zeggen, dat de muitelingen de Rivier Cottica aan derzelver bovenste gedeelte waren overgetrokken, en de Gouverneur had hem aangezogt, om het bevel weder op zig te nemen; dienvolgende boodt hy aan den Colonel FOURGEOUD op nieuw zynen dienst aan, die zeer wel deedt met zulks aan te nemen.

Onze legerplaats was byna geheel en al ter neder geslagen op een stuk land, dat met langwerpige en steekende planten bedekt was. Een der slaven wierd ongelukkiglyk in zyn voet gestoken door een kleine slang, die in Surinamen den naam van Oroucoukou [4] draagt, uit hoofde van deszelfs kleur, naar die van een nachtuil gelykende. In minder dan één minuut begon het been van deezen man op te zwellen; vervolgens gevoelde hy vreesselyke pynen, en verviel kort daarop in stuiptrekkingen. Een van zyne medgezellen, den slang gedood hebbende, liet de gal van dit dier, gemengd in een half glas brandewyn, het welk ik hem gaf, door den gewonden inneemen. Toen (misschien was het loutere inbeelding) scheen hy een weinig verligting te gevoelen: maar het toeval kwam met een ongemeen geweld schielyk wederom, en de ongelukkige wierdt dadelyk naar de Plantagie van zynen meester gezonden, alwaar hy stierf. Ik heb dik wils hooren zeggen, dat de gal van een slang, uitwendig op de beet gelegd, in dit geval van zeer kragtige uitwerking is. Men kan zelfs in the Great Magazine van de maand April 1758, een brief lezen, gedagteekend den 24sten Maart, en geteekend J. H., waar in de Schryver op eene leerstellige wyze de manier behandelt, op welke dit geneesmiddel behoort te worden toegediend. Maar ik laat voor lieden van de kunst over, om in deeze byzonderheden te treden, en ik zal my vergenoegen met in 't algemeen op te merken, dat hoe kleiner de slang is, ten minsten in Guiana, hoe doodelyker het vergift is. En dit is het, 't geen THOMPSON met zoo veel juistheid en kragt van woorden schetst.

"Maar de wreedste, schoon de kleinste van allen, is steeds die dienaar van den dood, welke, zig in de schaduw verborgen houdende, zyn ongelukkig slachtöffer bespiedt, en het zelve een fyn vergift mededeelt, het welk langen tyd in zyne aderen gekookt, met eene gezwindheid, als die der blixemstraalen, zynen levensloop stuit".

In deeze zelfde Savane, doodde één der Jagers nog een ander dier van dit zelfde geslacht, genaamd de Zweepslang, om dat hy naar een zweep gelykt. Naauwlyks dikker zynde dan een zwaanen-schacht, heeft hy de lengte van vyf voeten. Zyn buik is van eene witte, en zyn rug van eene lood-kleur: ik weet de gevolgen van zyne steeken niet. De Negers hebben my gezegd, maar ik heb het niet gezien, dat hy met zyn staart een zeer harden slag kan geven.

Ik moet niet met stilzwygen voorbygaan, een halfslachtig dier, het welk de Negers ook dien zelfden avond doodden, en door hen Cabiai [5] genoemd word. Het is een zoort van water-varken, van de zelfde gedaante, als het land-dier van dien naam. Hy is met gryze borstels bedekt, en met zeer scherpe tanden gewapend: hy heeft geen staart. Elk van zyne pooten heeft drie klaauwen, met een vlies, even als de eendvogels. Men beweert, dat dit dier alleenlyk des nachts aan den oever koomt, en dat hy zig aldaar met allerleije kruiden en plantgewassen voedt. Zyn vleesch is, zoo men zegt, goed om te eeten, maar ik heb het niet geproeft.

Den 16den, zondt de Colonel FOURGEOUD twee aanzienlyke gedeelten zyner krygsbende af, om op kondschap uit te gaan. Het eerste bestond uit honderd mannen, waar over de Lieutenant Colonel DE BORNES het bevel voerde; hetzelve had in last, om zig van den kant van de Wana-Kreek naar het bovenste gedeelte der Cormoetibo-Kreek te begeven. Het tweede bedroeg een gelyk getal, onder bevel van den Colonel SEYBOURG; het zelve kreeg bevel, om naar de Pinnenburg-Kreek, aan het bovenste gedeelte van de Cottica, heen te trekken. Het laatstgemelde volk kwam omtrent te middernacht te rug, met twee kano's, welken zy, aan de andere zyde der Rivier, een weinig beneden de Claas-Kreek, gevonden hadden op 't land gehaald te zyn. Hun bericht overtuigde ons van den aantocht der muitelingen, die hunne ledige kano's alleenlyk hadden doen afzakken, om dezelven, met buit beladen, te rug te zenden. Ingevolge van dit bericht, maakte men dadelyk de noodige toebereidzels, om hen met ernst te vervolgen. Onze oude Bevelhebber betoonde nimmer meerder moed, dan in dit oogenblik. Hy zwoer zig over alle de muitelingen, het koste wat het wilde, te zullen wreeken.--Maar men zal, in het volgende Hooftstuk, zien, of de bekwaamheid van onzen Generaal met die van BONNY gelyk stondt.

Nooten[bewerken]

[3] De Indianen maken de buitenste bast van deeze vruchten glad, na dat ze ledig gemaakt en gedroogd zyn, en doorvlammen dezelve op eene fraaije wyze met Roucoa en andere schoone kleuren, in acajou gom gemengd zynde. Hunne teekeningen, in 't wilde gemaakt, zyn vry juist voor lieden, die geene liniaalen noch passers hebben. Men ziet deeze werken nu en dan in de kabinetten van zeldzaamheden.

De inwooners der plaatsen, alwaar de Calebassen-boom groeit, beschouwen het vleesch van deszelfs vrucht als een algemeen geneesmiddel voor een groot aantal ziekten en toevallen. Zy gebruiken het tegen de waterzucht, buikloop, kwetsingen door vallen veröorzaakt, kneuzingen, ongemakken van wegen het steken der zon, hoofdpynen, zelfs om verbrandingen te geneezen. Zy maken 'er een geestryken drank van, naar onze limonade gelykende. Tegenwoordig heeft men het gebruik, om dit vleesch te laten koken, het afkookzel door een doek te gieten, vervolgens suiker daar in te mengen, en daar van eene buikzuiverende Syroop te maken, welke men op de Eilanden dikwils gebruikt, om geronnen bloed kwyt te raken: deeze Syroop word tans in Frankryk gemeen, alwaar men ze voor de borst gebruikt. Zy is bekend onder den naam van Calebassen-Syroop.

MILLER bericht ons, dat men, uit aartigheid, en met een goeden uitslag, den Americaanschen Calebassen-boom, in een broeikas van gematigde warmte, in Europa had aangekweekt; deeze boom vordert een ligten grond, en meenigvuldige besproeijingen. Men plant hem voort door stekken en versche korrels of pitten in den grond te steken.

Aanteek. v. d. Franschen Vertaler.

[4] STEDMAN zegt in eene aanteekening, by deeze gelegenheid, te gelooven, dat deeze slang tot het zelfde zoort behoort, waar van Dr. BANCROFT spreekt, die, in navolging van de Indianen, denzelven de kleine Labarra noemt, waar van de beschryving alhier volgt:

"De kleine Labarra heeft ten naasten by de lengte van veertien voeten, en de dikte van een gewoone zwanen-schacht. Hy is bedekt met kleine blinkende schubben van eene donker bruine kleur, en eene meenigte witte vlakken. Zyne staart is klein en spitsachtig toeloopende, zyn kop een weinig plat, en grooter dan het overig gedeelte van zyn lichaam. Een ongelukkig voorval, onlangs op de Plantagie la Conception, in de Volkplanting Demerary, gebeurd, bewyst de kwaadaartigheid van het gift van deezen slang. Hy, die daar van de doodelyke gevolgen ondervondt, was een Neger-slaaf, een timmerman van zyn ambacht. Aan zyn werk zynde, en een stuk hout willende omkeeren, beet een slang van dit zoort, die 'er onder verborgen lag, hem in dien voorsten vinger van zyne rechte hand. De uitwerking van dit vergift was allergezwindst. De Neger had naauwlyks den tyd gehad, om den slang te dooden, of hy konde het niet langer op de been houden, maar viel op den grond ter neder, en stierf in minder dan vyf minuten. Het bloed, eene zoo schielyke ontbinding ondergaande, liep uit de slagaderen, en deedt op alle de uitwendige deelen van het lichaam purper-vlakken te voorschyn komen. 'Er volgde ook eene bloedstorting uit neus, ooren en mond, enz. Ik ben van dit geval geen ooggetuige geweest, maar ik verhaale het volgens het gezegde van lieden, wier geloofwaardigheid niet in twyffel kan getrokken worden, en die 'er by tegenwoordig waren, toen het voorviel".

De andere slang, waar van STEDMAN in het vervolg spreekt, schynt de Cenco te zyn, en met de evengemelde veel overëenkomst te hebben.

Aanteek. v. d. Franschen Vertaler.

[5] Men vindt van dit dier, onder deeze benaming, eene beschryving in het Dictionn. d'Hist. Natur.

Aanteek. v. d. Franschen Vertaler.


PD-icoontje   Publiek Domein
Deze bron (Reize naar Surinamen en Guiana/Hoofdstuk XXI) is (gedeeltelijk) afkomstig van Project Gutenberg.

Bronnen afkomstig van Project Gutenberg zijn in het publiek domein.