Winkler-Zand en duinen (1865)/VI

Uit Wikisource
De dieren onzer duinen Zand en duinen (1865) door Tiberius Cornelis Winkler

De planten der duinen

Besluit


[ 134 ]

vvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvv

 

DE PLANTEN DER DUINEN.



Wij zouden eene beschouwing van de planten der duinen gereedelijk kunnen beginnen met de plant die het meest op de duinen groeit, namelijk met de helmplant, doch daar wij over deze reeds uitvoerig in een vorig hoofdstuk gesproken hebben, gaan wij, om in geen herhalingen te vervallen, terstond over tot eene andere plant die ons al wandelende over de duinen weldra in, het oog valt, namelijk de kleine wilg die den bijnaam van den kruipenden draagt, Salix repens. Hij heeft roodachtige nederliggende takken, en zijne bladeren zijn spits langwerpig, en zoowel van onderen als van boven zijdeachtig behaard. Volgens Prof. Oudemans is de wilg der duinen eene verscheidenheid van den gewonen kruipwilg onzer heiden, die van boven gladde bladeren heeft; en Prof. Van Hall zegt dat men den wilg der duinen ten onregte wel eens als eene afzonderlijke soort beschreven en zandwilg, Salix arenaria, genoemd heeft. Hij wordt niet gekweekt, maar is wegens het liggen zijner takken op het zand en zijne ver uitgespreide wortels geen onbelangrijk gewas tot het groenmaken onzer duinen.

[ 135 ]Dennen, wie kent ze niet die altijd groene naaldboomen, met hunne bruine kegels onder het donkere loof? Het is de grove of schotsche den, Pinus sylvestris, die op onze duinen groeit, spaarzaam over het algemeen, in kleine boschjes verstrooid, zoo als bij het Kolkje bij Overveen, maar toch een heerlijke boom, die eenmaal misschien overal het losse zand der nederlandsche duinen zal bijeenhouden. En wie weet niet hoe nuttig zij zijn die dennen, die leveranciers van hars, pik, teer en terpentijn, heipalen, masten, daksparren, boonstaken, timmerhout! Het vurenhout van den timmerman komt van den groven den, van den boom dien de Nooren fyr heeten—de y wordt in het deensch uitgesproken als onze u—vandaar ons vurenhout; gelijk de naam van greenenhout afkomstig is van het noordsche gran, de naam in het noordsch voor den zilverspar, Pinus picea.

Te onderscheiden is de grove den van de vele andere naaldboomen die in ons land gezien worden, door de schuins opwaarts gestrekte takken, blaauwachtig groene gepaarde naalden of bladeren, en eene eivormige kegelvrucht.

Veelvuldig en welig tiert op de hollandsche duinen de jeneverbes, Juniperus communis, met drietallige elsvormige gepunte bladeren en zwarte bessen, die bij het jeneverstooken gebruikt worden. Aan den top van elke bes ziet men drie lijnen die zich in één punt vereenigen, en daaruit blijkt ons dat de bes eigenlijk uit drie vleezige schubben bestaat; en opent men de bes volgens de rigting dier lijnen, dan ziet men dat elke schub [ 136 ]een zaadkorrel beschermt, met kanaaltjes bedekt, die eene vlugtige olie, jeneverolie genoemd, bevatten.

Op onze duinen en andere schrale zandgronden, op plaatsen waar andere planten ter naauwernood kunnen groeijen, tiert eene grassoort die onder den naam van bundgras, Corynephorus canescens, bekend is. De omstandigheid dat dit bundgras vezelige wortels heeft en daardoor digte zoden vormt, is zeer gunstig om het verstuiven der duinen tegen te gaan. Het behoort tot de overblijvende planten, heeft tot drie palm hooge stengels met blaauwgroene, borstelvormige, stijve en scherpe bladeren. Het bundgras heet ook bentgras en ook blaauwe eenknoop, omdat het meestal slechts een enkele knoop aan den stengel heeft, en daarom dient het hier en daar in ons land tot pijpdoorstekers.

Vrij veel groeit er op de nederlandsche duinen de zeehaver of zandhaver, Elymus arenarius. Zij bloeit in Julij, en houdt met hare ver voortkruipende wortelstokken het losse duinzand bijeen. De zandhaver heeft regte, stijve stengels, die met lange, stijve, ruwe, blaauwgroene bladeren bezet zijn, en draagt een lange blaauwgroene aar. Volgens den heer Bruinsma groeit dit grove groote gras ook op het Roode Klif bij Stavoren. Op IJsland bakt men, in tijden van gebrek, soms brood van de zaden van dit gras.

Twee populiersoorten, de zwarte en de witte, Populus nigra en P. alba, groeijen zeer algemeen op de duinen. De bladeren van den eerste zijn uitgespreid: die bladeren zijn meestal langer dan breed, en onbehaard; terwijl die van den laatsten, de witte populier, [ 137 ]van onderen viltachtig en wit van kleur zijn. De jonge takken van den zwarten populier zijn soms roodachtig van kleur. De witte populier groeit in het losse zand en is uitnemend tegen den noordwesten wind bestand, die niet zelden over de duinen giert. Misschien zou geen boom beter dan de witte populier geschikt zijn om als voorhoede te dienen van het dennenleger, dat eens onze duinen zal bedekken, als het ernst wordt om de duinen te beplanten.

Salomonszegel, Convallaria polygonatum, is de naam van een der sierlijkste planten onzer duinen. Zij is gemakkelijk te kennen aan den bevallig gekromden stengel, die aan de eene zijde, van boven, met bladeren en aan de andere zijde met bevallige witte buisvormige bloemen getooid is. Zij bloeit in Mei en Junij op beschaduwde plaatsen, niet zelden vele stengels bijeen die uit den dikken vleezigen wortelstok ontspruiten.

Een andere ook zeer bevallige plant onzer duingronden, die tot de zelfde familie behoort als de boven genoemde salomonszegel—wat een gewoon mensch niet gelooven zoude als de plantenkenners het hem niet verzekerden, zoo groot is uiterlijk het verschil—is de welbekende aspergie, Asparagus officinalis, de fraaije plant die met den groven en den fijnen den en den taxis en den buksboom de eer geniet om de bruiloftszalen te versieren, of de huizen en straten, als dat zoo te Haarlem, te 's Gravenhage en op andere plaatsen in Holland nu en dan eens te pas komt. Bekend zijn de aspergies die wij eten, het zijn de uitloopers of loten van den wortelstok der gekweekte aspergie, afgesneden [ 138 ]voor dat zij den tijd hadden om houterig te worden. De aspergie brengt boven den grond een groenen getakten stengel voort, waaraan eene menigte borstel- of priemvormige deelen zitten, die men zekerlijk voor bladeren zou houden, maar toch niets als dunne twijgjes zijn: de bladeren zijn kleine schubbetjes die aan den voet der twijgbundeltjes zitten en veelal in een groene punt uitloopen. Vooral sierlijk is dit gewas als er in den herfst roode bessen aan voorkomen, die zoo groot als erwten en oneetbaar zijn. Zij gelijken wel op bloedkralen, en denkelijk daarom heet de aspergie ook wel kraalkruid, zegt Prof. Van Hall.

Eene kenschetsende plant der hollandsche en zeeuwsche duinen is de duin- of kattedoorn, Hippophaë rhamnoides. Vooral kenbaar is hij in den herfst als hij met roode bessen, zoo groot als erwten, beladen is. De duindoom is een heester die soms eene el hoog wordt. Hij is met doornen gewapend, en heeft lange smalle bladeren, die grijsgroen van kleur, met rosse schubbetjes bedekt en omgekruld van rand zijn. De duindoorn houdt het losse zand bijeen, en hij dient dus met helm en zandhaver en kruipwilg tot bevestiging der duinen.

Walstroo, kleefkruid, Galium, is de naam van eene kruidachtige plant met vierkante stengels, en met bladeren die tot kransjes vereenigd zijn. Op onze duinen vindt men twee soorten van walstroo, het gele, Galium verum, en het stekelige, Galium aparine. Dit laatste hecht zich aan andere voorwerpen vast, en is als kleverig op het gevoel als men het in de hand [ 139 ]neemt, ten gevolge van de kromme, stevige haartjes of stekeltjes die de geheele plant en ook de vrucht bedekken. Op dit kleefkruid leeft de olifantrups, waarvan wij boven gesproken hebben.

 De bleeke duinroos aan den wind
 Ten prooi op 's heuvels top.
 Die kweekgrond voor haar wortels vindt
 Noch steunsels voor haar knop

maar echter

 Wat haar bloei belaagt

toch

 Geuren walmt en vrochten draagt,

zoo als Beets zingt, is nu aan de beurt om kortelijk besproken te worden. Beschrijven behoeven wij haar niet: het is de eenige witte roos onzer duinen, het is het duinroosken van Dodonaeus, de Rosa pimpinellifolia der plantkundigen. De duinroos met hare talrijke stekels, kleine blaadjes, witte bloemen en zwarte vruchten dient mede om het losse duinzand bijeen te houden. De eenige witte roos onzer duinen, zeiden wij boven, en zeker te regt, want de wilde of hondsroos, Rosa canina, komt ook wel tusschen andere struiken op de duinen voor, doch heeft eene fraaije rozeroode bloem en oranjekleurige of roode vruchten, de bekende rozebottels.

Ook de braambes, Rubus caesius, is bekend genoeg: wie heeft, op de duinen wandelende, geen bramen gezocht en zijne vingers blaauw geverwd met het zure verfrisschende sap dier vruchtjes, hoewel de digt met stekels bedekte stengel dier plant het plukken wel [ 140 ]eens onaangenaam maakt. Hare diepliggende voortkruipende wortels houden het zand bijeen.

Alweder is het een vers van Beets dat ons te binnen komt bij het zien van de viooltjes die onze duinen versieren. Immers:

 Ginder op het gele duin
 Groeijen geurige violen,
 Met de kleine paarsche kroin
 Onder mos en tijm verscholen.

zegt hij naar waarheid. Is 't niet genoeg dat wij hier slechts melding maken van de beide soorten van viooltjes die het meest op de duinen groeijen, het hondsviooltje, Viola canina, en het driekleurige, Viola tricolor. Of wil men het onderscheid weten: de middenste bloembladeren van het driekleurige viooltje staan gelijk de twee bovensten naar boven gerigt, en de stempel is een hol kogeltje: de middenste bloembladeren van het hondsviooltje daarentegen staan horizontaal uitgespreid en de stempel is een haakvormig puntje. De bloemen van het driekleurige zijn klein, bleekgeel met paarsch gestreept, en het heeft een regtopstaanden stengel, die in de oksels der bladeren den bloemstengel draagt, terwijl de bloemen van het hondsviooltje blaauwachtig zijn en op stengels staan die uit den wortelstok ontspringen, en niet door een gemeenschappelijken stengel gedragen worden.

Een der geurigste plantjes der duinen is de wilde tijm, Thymus serpyllum, een overblijvend plantje dat van Julij tot September met kleine paarsche bloemen bloeit, en meest in zoden groeit uit talrijk liggende [ 141 ]en wortelende stengels bestaande, die met zachte naar beneden gerigte haartjes bedekt zijn. De welriekende bloempjes der tijm worden veel door bijen gezocht, en, gelijk wij boven zagen, ook door den vlinder van Thecla ilicis.

De groote bremraap, Orobranche major, eene woekerplant die op de wortels van andere planten vastgehecht is en daaruit haar voedsel trekt, valt terstond in het oog door dat hare bladeren tot schubben herleid en niet groen maar bruinachtig geel van kleur zijn. Op de duinen nabij Haarlem, vooral rondom den Blinkert en bij den Brouwerskolk, vindt men de bremraap in groote menigte groeijen.

Muurpeper, in Friesland bergknop, Sedum acre, bedekt op vele plaatsen de oppervlakte van de duinen. Kenbaar is dit kleine vetplantje aan den nederliggenden stengel met korte dikke eivormige blaadjes en goudgele bloemen, die aan de toppen der stengels tot schijnbare tuilen, zoogenoemde aarvormige bijschermen vereenigd zijn.

Op plaatsen in de duinen waar de goudgele bloempjes van de muurpeper en het hondsviooltje onwillekeurig het oog van den wandelaar naar den grond rigten, ziet men niet zelden groote plekken bedekt met rendiermos, Cladonia rangiferina. Het is het korstmos dat groote gedeelten van de tundra bedekt, de groote vlakte die men in het noorden van Azië en Europa vindt, en waarover wij boven gesproken hebben. Het is de plant die in het hooge noorden 's winters bijna het eenige voedsel der rendieren uitmaakt; een schraal voedsel dat door die dieren van onder de [ 142 ]sneeuw opgegraven moet worden, maar toch hen vet doet worden.

Doch wij zouden, zoo voortgaande, zeker al te uitvoerig worden: immers in een boekje dat slechts een vlugtigen blik op de duinen wil doen slaan, kunnen niet alle planten besproken worden die onze duinen versieren. Wat zouden wij niet uitvoerig kunnen spreken over den berberis, Berberis vulgaria, en daarbij vermelden hoe aardig de helmdraden, als men er aanraakt, met een ruk zich naar binnen bewegen en als tot den stempel overspringen; over de papenmuts, Evonymua europaeus, een fraaije heester met vruchten die in rijpen toestand scharlakenrood van kleur en min of meer stomp vierhoekig van gedaante zijn, zoodat zij eenigzins op eene kardinaalsmuts gelijken; over den gaspeldoorn, Ulex europaeus, eene echte duinplant met eene menigte zeer scherpe doornen bedekt, zoo scherp en stevig dat slechts de jongste toppen van dezen heester zonder gevaar van zich te kwetsen aangevat kunnen worden: een sieraad onzer duinen met zijne gele vllnderbloemen die korte behaarde peulen voortbrengen. Wat zouden wij nog veel kunnen vertellen van de akkerkruisdistel, Eryngium campestris, de driedistel, Carlina vulgaris, de knikkende distel, Carduus niclans, en andere met stekels gewapende planten! Wat zouden wij een plaats moeten vorderen voor eene beschrijving, al was het slechts eene vlugtige, van de vele grassen onzer duinen, de zilverkleurige en de vroege windhalm, Aira caryophyllea en A. praecox, de zachtharige [ 143 ]haver, Arena pubescens, het schapenzwenkgras, Festuca ovina, de dravik, Bromus tectorum, de kweek, Triticum repens, de zeegerst, Hordeum maritimum, en zoo vele anderen. Waar zouden wij eindigen als wij hier spreken wilden over zoo menige plant die slechts in de duinpannen voorkomt, waar de bodem min of meer vochtig is, zoo als de sneeuwbal, Viburnum opulus, het rondbladerige wintergroen, Pyrola rotundifolia, de kruisgentiaan, Gentiana cruciata, het boschkartelblad, Pedicularia sylvatica, onderscheidene standelkruiden of orchideën. Orchis morio, O. mascula, en O. latifolia, en verschillende bloembiezen, Juncus conglomeratns, J. obtusiflorus, en anderen. Zeker, wij kunnen niets anders doen als den raad geven om met Van Hall en Oudemans gewapend, naar de duinen te gaan, en als Beets te doen die in zijne jeugd zooveel planten

 Tusschen mos en varen,
 Aan den voet van 't ruige duin.
 Op mogt zaamlen en vergaren
 Van des Blinkerts kale kruin.
 Toen hij al de plekken kende
 Waar de braambes weligst groeit.

en hij

 Bloemen, kruiden, gras.
 Voor zijn gapend plantboek las;

toen hij

 Gansche scharen
 Vlinders, kevers en gespuis
 Dat zijn moeder deed vervaren.
 Krijgsgevangen bragt in huis.