Naar inhoud springen

Wilde Rozen/30

Uit Wikisource
De Cactusgroep Wilde Rozen (1888) door Heinrich Witte

Opstandelingen

Uitgegeven in Leiden door E.J. Brill.

[ 325 ]

 

OPSTANDELINGEN.

 

 

 
n het Album der Natuur kwam onlangs[1] een bijdrage voor van den Hoogleeraar in de Kruidkunde Dr. Hugo de Vries, die zeker door zeer velen met belangstelling zal gelezen zijn, en welke inzonderheid belangwekkend is voor hen, die zich met planten en planten-cultuur bezig houden.

Dit stuk handelt over den „levensduur der zaden", een onderwerp dat reeds veel pennen in beweging heeft gebracht, | zoowel van hen, die het uit een practisch, als van hen die het uit een zuiver wetenschappelijk oogpunt beschouwden. Voor de cultuur toch is het van veel belang, te weten hoe lang het leven in de zaden kan duren, en onder welke omstandigheden het behoud van het kiemvermogen kan bevorderd worden; terwijl sommige verschijnselen van zeer langen levensduur bij den kruidkundige vragen deden rijzen, die [ 326 ]met de levensleer der planten in het nauwste verband staan.

Zoowel op practisch als op wetenschappelijk gebied liepen die beschouwingen echter veelal zeer uiteen. De uitkomsten, met zaden van verschillenden leeftijd verkregen, verschilden soms niet weinig, wat niet te verwonderen is, daar hierbij steeds verschillende bijomstandigheden van beslissenden invloed moeten zijn, zooals de toestand waarin de zaden bij de inzameling verkeerden, en die lang niet altijd dezelfde is, de wijze waarop zij bewaard en vooral ook die waarop ze uitgezaaid werden. Bij de verschillende genomen proeven zullen die omstandigheden steeds in een of ander opzicht gewijzigd geweest zijn, en de uitkomsten moesten dus vaak wel zeer uiteenloopen.

Ook ten opzichte van de oorzaak van het verschil van levensduur bij verschillende zaden, ja bij zaden van dezelfde soort, zelfs van dezelfde plant, liepen de meeningen uiteen, en het is de vraag of men wel ooit dienaangaande absolute zekerheid zal verkrijgen, of zelfs tot een theorie zal komen, die geen aanleiding tot gegronde tegenspraak geeft.

Het is niet alleen om de belangrijkheid van het onderwerp en de zeer duidelijke wijze van voorstelling, dat ik hier de opmerkzaamheid op deze bijdrage van Prof. de Vries vestig, maar ook omdat de Schr. tot eene conclusie komt, die mij niet onbetwistbaar toeschijnt. Hierover zoo aanstonds nader.

De Hoogleeraar begint met in herinnering te brengen, hetgeen zoo al is aangevoerd vóór en tegen de meening, dat tarwekorrels, die in de begraafplaatsen der oude Egyptische koningen gevonden werden, nog kiemkrachtig konden zijn.

De meeningen dienaangaande toch staan lijnrecht tegen elkaar over; niet maar de meeningen van leeken, die elkander [ 327 ]en anderen napraten, maar van ernstige, wetenschappelijke mannen, die niet gewoon zijn over ijs van één nacht te gaan.

Het bestaan van zoogenaamde „mummietarwe", die namelijk door latere cultuur afkomstig zou zijn van graankorrels, welke vóór meer dan drie duizend jaren in de sarcophagen of steenen kisten gelegd werd bij de lijken der koningen, staat voor sommigen vast en wordt door anderen ten stelligste geloochend.

Van beide zienswijzen haalt de Schr. voorbeelden aan, en hij citeert zelfs dat van den Engelschen Hoogleeraar Judd, die nog in de jaarlijksche vergadering der Geological Society van 1887 het kiemen van zulke zaden als een bewijs aanvoerde van lang sluimerend leven.

Toch is deze aanhaling op verre na de belangrijkste niet, wijl ook Prof. Judd daarbij op goed vertrouwen afging; maar anders is het wanneer Alph. Decandolle blijk geeft in zekere door den Graaf von Sternberg in 1833 genomen proeven een bewijs voor den duur van het kiemvermogen te zien. Deze toch slaagde er in tarwekorrels, welke de luitenant Prokesch hem had gezonden, en welke volgens diens verzekering in de kisten van Egyptische mummieën gevonden waren, te doen ontkiemen. „De zaden waren klaarblijkelijk oud, daar bij bevochtiging de zaadhuid in stukken afviel en het inwendige zich als een poeder in het water verdeelde. Daarom werden eenige korrels in olie gedompeld, onder in een bloempot met aarde gelegd en nu goed bevochtigd. Er kiemden nu twee planten, die later aren droegen, en nu bleken tot de gewone tarwe te behooren, en wel tot de variëteit, die in Egypte sinds onheugelijke tijden verbouwd wordt".

Een andere proef van eenige beteekenis werd te Londen genomen. In het Britsch Museum vond men namelijk, bij [ 328 ]het openen van een sarcophaag, een vaas met tarwe, linzen en erwten, waarvan, na zaaling, de eerste en de laatste ontkiemden, terwijl de planten later bloeiden en vruchten droegen. Een andere mummie was in Egypte, in tegenwoordigheid van den Engelschen Consul, onderzocht, en daarbij werden twee korenaren gevonden, waarvan de zaden, in Engeland uitgezaaid, kiemden en krachtige planten leverden.

Zoo oppervlakkig gezien zijn deze mededeelingen nog al betrouwbaar; dat ze echter niet voor iedereen gelijke waarde hebben, blijkt uit de stellige uitspraak van den Franschen Egyptoloog Pierret, die alles wat daarvan werd medegedeeld ‚als „absolument faux", dus als niet minder dan bijgeloof verklaart, en dit op grond van verschillende volkomen mislukte proeven.

Dat er wel eens zaden, die bij mummieën gevonden werden, ontkiemden, schrijven de tegenstanders alleen toe aan vervalsching door de Arabische gidsen, die de bezoekers der pyramieden vergezellen, en die, wetende, dat aan zulke oude graankorrels veel waarde gehecht wordt, steeds zorgen dat er voorraad van is. Zoo kweekte, zegt Prof. de Vries, een reiziger, uit vermeende echte tarwekorrels bij een mummie gevonden, haverplanten op, die in oude tijden niet in Egypte gekweekt werdt.

Prof. de Vries twijfelt er dan ook geenszins aan, dat de echte mummiezaden hun kiemkracht moeten verloren hebben.

Toch doet hij geen beslissende uitspraak, zooals Pierret, die er niet veel kunsten mee maakt. Deze gelooft er zelf niets van en alle geloof er aan is dus per se bijgeloof.

Ook ik hecht aan die mummiezaden niet veel waarde. Maar toch rijst bij mij de vraag: hoe staat het dan met de drie hierboven vermelde uitkomsten?

[ 329 ]Van die manier van zaaien waardoor von Sternberg een paar korrels deed kiemen, begrijp ik niet veel. Als men zaden eerst in olie dompelt en ze daarna onder in een bloempot met aarde legt, hoe moet daar dan iets van terecht komen? Denkelijk zijn ze op gewone wijze, na in olie gedompeld te zijn geweest, gezaaid. Dat v. S. zijn eerste mislukking mededeelde boezemt eenig vertrouwen in wat betreft zijn einduitkomst; aan vergissing valt kwalijk te denken. Prof. de Vries is echter de meening toegedaan, dat onder de oude korrels zich enkele nieuwe zullen bevonden hebben.

Maar hoe dan met die, welke in het Britsch Museum bj het openen van een sarcophaag gevonden werden? Als deze mededeeling in alle opzichten juist is, valt er inderdaad niet veel tegen in te brengen. Men mag toch wel als zeker aannemen dat die kist niet reeds in Egypte zou geopend geweest zijn, bij welke gelegenheid die zaden in de vaas konden gedaan wezen. En dan nog: welke reden zou men hiervoor gehad hebben, daar het toch niet is aan te nemen dat de Egyptenaars aan zulk een vervalsching zouden denken, als ze er geen direct belang bij hadden?

Dezelfde aarzeling komt op bij het andere bericht. Hier waakte de Engelsche Consul in Egypte tegen alles wat niet in den haak was, en toch bleken de korenaren, door hem naar Engeland gezonden, kiemkrachtige zaden te bevatten.

Mij wil het toeschijnen dat de tegenproeven, al zijn die nog zoo talrijk, onmogelijk beslissend kunnen zijn. Het is mogelijk dat korrels die vijfhonderd jaar oud zijn hun kiemvermogen verloren hebben, terwijl anderen die duizend jaar en meer jaren tellen dit behielden. Ook hier kunnen verschillende omstandigheden mee- en tegenwerken.

Of ik dan werkelijk aan het bestaan van echte mummietarwe geloof?

[ 330 ]Ik kan deze vraag evenmin in ontkennenden als in bevestigenden zin beantwoorden. Tegen het gevoelen van Prof. de Vries in, geloof ik aan de mogelijkheid, maar aan het feit zelf zou ik eerst dán gelooven, wanneer ik stellige zekerheid had.

Waarop nu berust dit geloof aan de mogelijkheid, dat tarwekorrels meer dan dertig eeuwen kiemkrachtig zouden kunnen blijven?

Eenvoudig op het niet te weerleggen feit, dat men vaak zaden zag kiemen die zeer oud moeten geweest zijn, en waaruit dus de slotsom mag worden getrokken, dat het leven zeer lang slapend in de zaden verborgen blijft.

Ook Prof, de Vries vervolgt zijn belangwekkend opstel met mededeelingen omtrent kieming van oude zaden, en haalt daarvan verscheidene voorbeelden aan.

Zoo vond men b.v. in een oud graf, bij Maidencastle, in Dorsethire, een geraamte, dat, blijkens de daarbij liggende munten, uit den Romeinschen tijd afkomstig was. Het lag omstreeks 1½ Meter diep onder den beganen grond, in een aardlaag, die klaarblijkelijk sedert het begraven van dat lijk niet meer omgespit was. In de buikholte vond men zaden, die, uitgezaaid, Frambozestruiken opleverden, welke later goede vruchten voortbrachten. Hieruit leidde men af dat die zaden minstens 1600—1700 jaar kiembaar gebleven waren. Zoo verkreeg men te Courdes, in Auvergne, in 1840 Kamilleplanten uit zaden, die men berekende 500 jaar oud te zijn, en te St. Lazare, in 1885, uit zaden in een aarden pot gevonden, die op groote diepte uit den grond tevoorschijn gekomen was, en blijkens de daarop voorkomende ornamenten uit den Gallischen tijd afkomstig moest zijn, planten van Mercurialis annua.

Dergelijke voorbeelden zijn verre van zeldzaam, en Decan[ 331 ]dolle vond er dan ook reden in om de aarde „een groot zadenmagazijn" te noemen.

Hoe kwamen die zaden in die aardlagen? vraagt Prof. de Vries, en het antwoord dat de geleerde schrijver daarop laat volgen is er op berekend om aan die verschijnselen het wonderbaarlijke ten deele te ontnemen. Ik laat hem hier even zelf spreken:

„Dat zij er niet, zooals men meestal meende, sedert haar ontstaan in gelegen hebben, spreekt wel van zelf, want de hoofdvoorwaarde voor een langdurig leven, volkomen droogte, ontbreekt natuurlijk steeds ten eenenmale. En dat de afwezigheid van zuurstof, zooals men hier en daar leest, terwijl zij de uiting van het leven belet, dit leven zelf ook conserveert, is een verklaring, die thans wel niemand zal aannemen. Hoe komen dus de zaden op die diepten?

Het antwoord is zeer eenvoudig: zij worden er door den regenworm gebracht! In zijn boek over The formation of vegetable mould through the action of worms heeft Darwin dit ten duidelijkste aangetoond. De wormen leven gewoonlijk dicht onder de oppervlakte van den grond in holen, uit welke zij bij voorkeur 's nachts te voorschijn komen om voedsel te zoeken. Iedereen kent deze holen en de eigenaardige regenbouquetjes of bundeltjes van bladstelen, takjes en bladeren, die, met hun punt den ingang van het hol verstoppende, en naar buiten als een bouquetje uitstaande, bij regenweer en vooral in het najaar op de paden onzer tuinen en parken zoo talrijk zijn. Maar niet iedereen weet, dat de regenwormen gewoonlijk enkele gangen tot op een diepte van 1—2 Meter onder den grond graven, en dat zij bij groote droogte of felle koude zich daarin terugtrekken. „Men vindt ze dan inééngerold liggen in een klein kamertje, [ 332 ]dat aan het ondereinde van den gang gelegen is. Elke gang is onvertakt en leidt slechts tot één kamer, die door één of meer wormen bewoond wordt. De wanden der gangen zijn steeds met een dunne laag van een cement bedekt, dat door de wormen zelven voortgebracht wordt; de wanden der kamers plegen met zeer kleine steentjes en zaden bekleed te zijn. Lindsay Carnagie had de gelegenheid deze kamers in Schotland nauwkeurig te onderzoeken op eene plaats, waar de aardlagen tot vlak boven de kamers weggegraven waren. In het volgend voorjaar kiemden een aantal zaden, die nog in de kamerwanden zaten. Hensen vond in zulk een kamer eens vijftien peerepitten, één daarvan ontkiemde, nadat hij ze in een bloempot uitgezaaid had." —

Prof. de Vries laat nu de eigen woorden van Darwin volgen, welke, vertaald, hierop neerkomen, dat uit het medegedeelde blijkt hoe gemakkelijk zelfs kruidkundigen zich in dit opzicht kunnen vergissen, en dat men, wil men weten hoe lang diep in den grond begraven zaden kiemvatbaar kunnen blijven, aarde uit een aanmerkelijke diepte zou moeten opgraven, waarin men zou mogen aannemen dat zaden vóór langen tijd begraven werden. —

Ik erken gaarne dat de hierboven vermelde waarnemingen noodzakelijk tot de conclusie moeten leiden, dat vele tot op zekere diepte in den grond verborgen zaden er door de regenwormen ingebracht kunnen zijn. Darwin liet echter een algemeene toepassing nog onbeslist, terwijl Prof. de Vries, in algemeenen zin sprekende, uitdrukkelijk zegt: „dat het van zelf spreekt dat diep in den grond verborgen geweest zijnde en later nog ontkiemde zaden daar niet, zooals men meestal meende, sedert haar ontstaan in gelegen hebben."

Ware dit inderdaad zoo zeker dat het „van zelf sprak," [ 333 ]dan zou men zoo goed als allen grond missen voor de meening dat vele zaden onder daartoe gunstige omstandigheden lang, zeer lang kiemvatbaar kunnen blijven.

Voor dit behoud van het kiemvermogen stelt de geachte Amsterdamsche geleerde volkomen droogte als hoofdvoorwaarde, en hieraan zou dan ook het in 't leven blijven der kiem in enkele aloude zaden zijn toe te schrijven. Dit schijnt mij echter een vergissing te zijn, en: veeleer zou ik de oorzaak van dit merkwaardige verschijnsel—want het bestaat—zoeken in afsluiting der lucht.

Zoo het waar is dat de zaden ademhalen, moet gebrek aan zuurstof, door afsluiting der lucht, die ademhaling belemmeren, zelfs onmogelijk maken, en dit schijnt het geval te kunnen zijn, zonder dat de kiem daardoor lijdt. Dat werkelijk afsluiting der lucht als de oorzaak van het behoud van het kiemvermogen moet beschouwd worden zou ik niet gaarne willen beweren; maar, als er naar een oorzaak gezocht wordt, komt mij althans deze aannemelijker voor, daar volkomen droogte die, gelijk weldra zal blijken, niet kan zijn.

Dat er een gestadige, zij het ook zeer geringe stofwisseling in de zaden plaats heeft, zoolang de kiem niet door vocht en lucht beiden ten leven is opgewekt, gelijk de tegenwoordige wetenschap leert, kan ik niet tegenspreken, omdat geen positieve tegenbewijzen mij ten dienste staan, maar evenmin kan ik de overtuiging van, of laat ik liever zeggen het geloof aan een latent, d.i, een verborgen, opgesloten en inactief leven prijs geven, wijl ik zelf te veel opmerkte, dat daarvoor pleit.

Het mag nu mogelijk een dozijn jaren geleden zijn, dat ik in het voorjaar een stuk grond in den Leidschen Hortus ruim een Meter diep liet omspitten, wijl de aanleg daar moest veranderd worden. Niet weinig was ik in den daaropvolgenden [ 334 ]zomer verwonderd, toen ik zag dat een gedeelte daarvan als bedekt werd door jonge planten van Vingerhoedskruid (Digitalis). Reeds spoedig na het omwerken van den grond waren die te voorschijn gekomen, en, daar ik wel zag dat het geen gewoon onkruid was, had ik dat goedje laten door groeien, tot het herkenbaar zou zijn.

Waar kwamen die daar zoo onverwacht vandaan? of liever: hoe waren de zaden van Digitalis dáár in den grond gekomen? Die was pas gedolven, dus in 't najaar konden ze niet van elders aangewaaid zijn, en ver in de rondte had, zoolang ik te Leiden was, en dat was toen zeker al 14 of 16 jaar, geen Digitalis gestaan, terwijl ook niemand zich iets daarvan herinnerde. Ja toch! toen ik den oudste der knechts er over sprak, zei deze zich te herinneren dat daar in vroeger tijd een perkje gelegen had met Digitalis purpurea monstrosa, d.i. die met een regelmatige bloem op den top. Dit was echter het geval geweest lang vóór dat ik te Leiden kwam, en hij kon moeilijk gelooven dat deze zaden dáárvan afkomstig waren; 't was toch al zoo lang geleden!

Nu, dit zou wel blijken. Ware er sprake van het gewone Vingerhoedskruid, dan zou 't stellige bewijs moeielijk of liever in 't geheel niet te geven zijn, maar hier gold het een variëteit, die ik hier nog niet had gehad. Daar de Digitalis pas in het tweede jaar bloeit, kon eerst dán blijken wat ervan was.

Voor mij zelven reeds a priori stellig overtuigd zijnde dat deze plantjes nakomelingen waren van de hier bedoelde, „opstandelingen" dus, liet ik er een partij van uitplanten. Deze bloeiden in het volgende jaar, en ze behoorden allen tot de door mij toevallig zoo zeer gewenschte variëteit van het Vingerhoedskruid de Digitalis purpurea monstrosa.

Dat die zaden daar—óók bij gelegenheid van een omdel[ 335 ]ving, gelijk mij reeds terstond verzekerd was—voor p.m. 25 jaar diep in den grond geraakten, dat de kiemen er latent waren blijven leven, kon niet twijfelachtig zijn, en, konden ze gedurende dat tijdsverloop aan de vochtigheid van den grond weerstand bieden, dan is volkomen droogte geen vereischte voor het behoud van het kiemvermogen. Heeft er nu werkelijk bij de zaden stofwisseling plaats, hoe moet ik 't dan begrijpen, dat die zeer kleine zaden niet reeds lang uitgeput waren, maar daarentegen spoedig en krachtig ontkiemden? Vijf-en-twintig jaar—een paar jaren meer of minder doet er niet toe—is toch geen dag, en de vraag blijft of, zoo ze nog eens zoo lang en nog langer begraven waren gebleven, ze niet even goed ontkiemd zouden zijn.

Hierop kan geantwoord worden dat, daar die stofwisseling, en dus het stofverlies, uiterst gering is, het best mogelijk kan wezen dat de zaden dit b.v. dertig jaren lang kunnen volhouden eer de kiem door gebrek aan voedsel sterft; maar dit is veronderstelling en geen bewijs.

Ziehier andere, nog sterker sprekende voorbeelden, eensdeels wijl ze talrijker zijn en ten anderen omdat hier de ouderdom juist te bepalen was.

Het mag als algemeen bekend geacht worden dat op 12 Januari 1807 een met een groote hoeveelheid buskruit geladen schip, liggende in het Rapenburg te Leiden, in de lucht vloog, terwijl door den daardoor veroorzaakten ontzettenden luchtdruk, ter wederzijde dier met meest aanzienlijke huizen bezette gracht op één oogenblik midden in de stad een ruïne te weeg gebracht werd, waarvan misschen geen tweede voorbeeld bekend is. Nadat het zeer groote aantal ingestorte huizen was weggeruimd en de grond gelijk gemaakt, werd die vlakte niet meer bebouwd, zoodat daar twee groote pleinen [ 336 ]bleven, het ééne als de „kleine", het andere als de „groote Ruïne" bekend.

De „kleine Ruïne" werd het eerst weer tot zijn vroegere bestemming teruggebracht. Toen namelijk, nu omstreeks dertig jaren geleden, de behoefte aan een betere inrichting der laboratoria voor physica, anatomie en chemie zich dringender deed gevoelen, werd dat plein aangewezen voor de oprichting van een gebouw aan deze drie vakken gewijd, welk plan in 1860 verwezenlijkt werd. Het spreekt van zelve dat voor zulk een groot gebouw de grond diep uitgegraven moest worden, en zoo bleef er binnen de schutting een berg aarde liggen, die eerst toen het gebouw geheel voltooid was werd weggeruimd.

De hoop aarde lag daar langer dan een geheel jaar, en stak ver boven de schutting uit. Welnu, in den zomer, welke op die uitgraving volgde, wemelde het daar van allerlei planten. Een juiste notitie hield ik, zoo ver ik mij herinneren kan, daarvan niet; wel weet ik dat het mijne opmerkzaamheid trok toen ik daar verscheidene soorten bij zag, welker zaden onmogelijk anders in dien grond konden gekomen zijn dan door een vroegere omwoeling. —

Stelliger bewijs hiervan leverde mij het daar tegenover liggende, als de „groote Ruïne" bekende plein. Dit vierkante terrein, een oppervlakte van twee Hectaren beslaande, werd in 1874 door de Regeering aangewezen als het geschiktste voor de oprichting van een nieuw Universiteitsgebouw, waartoe het door de stedelijke Regeering dan ook gaarne aan het Rijk werd afgestaan.

Het was tot dusverre gebezigd als exercitieplein, zoowel voor artillerie als voor infanterie. Er groeide dus niets op, wijl dit bij het dagelijks gedraaf met paarden en kanonwagens een[ 337 ]voudig onmogelijk was. Zelfs geen gras zag men er verschijnen.

Toen het plan rijpte om daar een gebouw te doen verrijzen, der Leidsche Universiteit waardig, wenschte men eerst een nauwkeurige kennis te hebben van den toestand van den grond, daar het toch bekend was dat er zich verscheidene, tot de vroeger daar gestaan hebbende huizen behoorende kelders moesten bevinden. Hiertoe werd dit plein, nadat het door een schutting omsloten was, ongeveer anderhalven Meter diep omgewerkt en alle puin er uit verwijderd; 't welk gelijk men kan denken, geen bagatel was.

Na deze voorbereidende werkzaamheden bleef dit plan rusten, en het terrein bleef stil liggen; de schutting sloot het volkomen af, zoodat het letterlijk door geen menschenvoet betreden werd. En wat was daarvan het gevolg? Eenvoudig dit, dat die grond, waaruit sedert jaren zoo goed als geen grasspruit was ontsproten, eer de zomer op de helft was met een groen plantenkleed werd overtogen, hetwelk, gelijk op een afstand over het water (daar stond geen schutting) duidelijk te zien was, uit een groot aantal verschillende planten bestond.

Meermalen was ik voornemens dit spel der Natuur—en ze had daar volkomen vrij spel—eens van naderbij te gaan bezien, maar het werd van week tot week uitgesteld, tot ik eindelijk, den 12en September besloot om toegang tot dit afgesloten terrein te vragen, die mij natuurlijk gaarne verleend werd.

Ik deelde toen in Sieboldia (1e jaargang blz. 265, en volg.) de bijzonderheden daarop betrekking hebbende mede, onder denzelfden titel, die thans hierboven staat, en gaf toen daarbij een overzicht der soorten, door mij in den korten tijd van een uur (langer kon ik niet blijven, daar ik door een regenbui werd weggejaagd) daar verzameld.

[ 338 ]Ik meen dat het niet te onpas is die opgave thans ook hier te laten volgen:

In enkele gevallen vermeld ik slechts den familienaam, eerstens omdat het aantal soorten te groot en ook wijl het geen kleinigheid was die allen te gaan determineeren.

Ziehier wat ik er vond:


Aantal
soorten
Aardappel (drie planten)
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1
Raap
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1
Haver (een paar planten)
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1
Aardappel (drie planten)
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1
Framboos (ééne plant)
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1
Braam (ééne plant)
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1
Aardbezie (een paar planten)
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1
Peer - eenige jonge boompjes
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1
Appel - eenige jonge boompjes
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1
Prunus (een paar jonge boompjes)
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1
Hop
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1
Kruisbezie
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1
Erwt (Kapucijner- ééne plant)
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1
Wilgen
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
3
Berk
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1
Chelidonium majus
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1
Papaver
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1?
Hypericum
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1
Plantago lanceolata
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1
,, major
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1
,, major zilverbont ééne plant
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1
Epilobium
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1
Œnothera
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1
Verbascum
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
3
Scrophularia
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1
Lunaria vulgaris
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1
Antirrhinum (Linaria?)
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1
Solanum nigrum
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1
Datura (een paar planten)
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1
Anagallis arvensis
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1
Jasione perennis (een paar planten)
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1
Malva rotundifolia
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1
,,sylvestris
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1
,,crispa (ééne plant)
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1
[ 339 ]
Medicago lupulina
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1
Lotus corniculatus
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1
Tritolium
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
15
,, goudbont (ééne plant)
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1
Lychnis sylvestris
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1
,, Flos Cuculi
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1
Silene
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
2
Spergula arvensis
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1
Cerastium
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
2
Alsine (?)
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1
Carex
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
2
Juncus
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1
Grassen
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
12
Umbelliferæ
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
5
Compositæ
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
19
Polygonum
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
5
Rumex
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
6
Parietaria officinalis
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1
Chenopodium
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
6
Cruciferæ
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
19
Glechoma haderacea
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1
Leucopus europæus
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1
Ranunculus
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
2
Potentilla Anserina
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1
________
te zamen 144
verschillende soorten.


Hierbij kwam nog een aantal tweejarige en overblijvende planten, die te jong waren om ze te herkennen. Het wemelde hier en daar, zoo laat in 't jaar, nog van kiemplanten. We kunnen die echter gerust buiten aanmerking laten.

Wanneer men op dit soortental let, moet men zich ver- wonderen over den rijkdom van zaden, die daar van 1807 tot 1874, dus zeven en zestig jaar lang, in den grond bewaard werden; immers het kan redelijkerwijze niet in twijfel getrokken worden, dat ze meest allen van dien tijd afkomstig moesten zijn.

Omtrent enkelen kan dit twijfelachtig wezen, maar dezer [ 340 ]aantal is toch zeer klein. Zoo is het wel mogelijk dat een aardappel of een aardappelschil in het voorjaar over die schutting geworpen is, en hetzelfde zou men kunnen laten gelden voor nog vier of vijf andere planten van huiselijk gebruik. Dit doet echter aan het getal der overigen zóó weinig af, dat we er niet bij behoeven stil te staan.

Hierbij nu moet wel in aanmerking genomen worden, dat aan aangewaaide zaden in dit geval niet kan gedacht worden; immers die grond werd omgewoeld in den winter, toen er van verwaaien van zaden geen sprake meer kon wezen.

Gedeeltelijk behoorden die planten tot de gewone onkruiden, dat hier niets toe of afdoet, maar voor een deel tot die, welke men mag aannemen dat toen in de bij de huizen behoorende tuinen gekweekt werden, en welker zaden zich tijdens die ramp in den bovengrond bevonden, gelijk er in elken tuin, waar zaadplanten gekweekt worden, jaarlijks veel als onkruid opkomen. Bij het gelijk maken van die ruïne moest natuurlijk veel van den lossen grond dienen om diepten, zooals ingestorte kelders, enz, te vullen, en zoo laat het zich dan ook gemakkelijk verklaren, dat vele zaden diep genoeg onder den grond begraven werden, om van de lucht afgesloten te zijn.

Hoe groot nu de invloed der regenwormen op het begraven van zaden mag wezen, in de drie hier genoemde gevallen kan men dien invloed niet laten gelden.

Hier werd dus voldaan aan den door Darwin geslelden eisch; er werd grond uit een zekere (zij het dan ook geen zeer aanzienlijke) diepte naar boven gebracht, terwijl men met zekerheid mag aannemen dat de zaden van de uit dien grond ontspruitende planten daar, van hun ontstaan af, verborgen geweest zijn.

[ 341 ]Dat derhalve het kiemvermogen in vele zaden, wanneer de omstandigheden daartoe gunstig zijn, zeer lang kan bewaard blijven, blijkt uit deze voorbeelden, waarbij vergissing onmogelijk is, ten stelligste.

Leverden die Digitalis-planten een voorbeeld van pl.m. een kwart eeuw, hier hebben we er een aantal, die het reeds bijna zeventig jaar uithielden, en nu zie ik niet in waarom dit latente leven niet nog veel, zeer veel langer zou kunnen duren.

Zonder de theorie te willen bestrijden dat rustende zaden door stofwisseling—opnemen van zuurstof en afgeven van koolzuur—stof, in casu koolstof, moeten verliezen, vraag ik toch hoe 't mogelijk is dat zaden als van Papaver, Epilobium, Jasione, enz, uiterst klein als ze zijn, dit verlies—hoe gering dan ook—bijna zeventig jaren konden volhouden en toch nog niet uitgeput geraakten? Dit is mij wel wat kras!

Stel ik mij daarentegen een latent leven, in den zin van een bepaald inactief leven, voor, dan kan een zaadkorrel, die gedurende vijftig jaar, van de lucht afgesloten, goed en kiemkrachtig bleef, het ook honderd, twee honderd jaar en langer uithouden.

Eigenlijk zou men zulk een inactief leven geen leven in den gewonen zin kunnen noemen.

— Dan moeten de zaden en derhalve ook de kiemen daarin dood zijn, zegt men,

— Ook dit is niet noodzakelijk, in zooverre althans als men dood noemt een vroeger levend wezen, maar waaruit het leven geweken is. Dit toch is van het stervensoogenblik af aan ontbinding prijs gegeven.

Kan het toch niet mogelijk wezen dat de geheele organi[ 342 ]satie van een zaadkorrel, gevoegd bij de chemische samenstelling van het weefsel waaruit die bestaat, van dien aard is, dat de korrel, als uitwendige invloeden er niet storend op werken, in denzelfden toestand blijft bestaan, terwijl alleen door invloeden van buiten: vocht, warmte en lucht er chemische omzettingen plaats hebben (opneming van andere stoffen en uitbreiding van het weefsel, groei derhalve van de kiem) die wij allen onder den naam van leven samenvatten, maar daar tegelijk oorzaak en uitvloeisel van zijn?

Deze meening, veronderstelling, voorstelling of hoe men het belieft te noemen, is echter onvereenigbaar met het denkbeeld van stofwisseling bij rustend zaad.

Ook Prof. de Vries neemt de mogelijkheid aan, dat sommige zaden een paar eeuwen oud kunnen worden; immers hij zegt dat er geen gewaarborgde feiten bestaan, die voor een langer levensduur pleiten, maar dat een levensduur van meer dan een eeuw tot de zeldzaamheden behoort.

Het komt mij echter voor, dat het hiermede gesteld is als met den ouderdom der Dicotyledonische boomen. Wanneer men toch weet dat die als het ware ieder jaar verjongd worden, wijl zich in den stam jaarlijks een nieuwe houtlaag om de ouderen vormt, terwijl de twijgen moeten geacht worden even zoo vele jonge, tot een groote kolonie vereenigde individuën te zijn, gelijk dit met langzaam maar gestadig aangroeiende koraalbanken het geval is; wanneer men daarbij weet dat er boomen zijn wier leeftijd bij eeuwen telt, terwijl hun gezond en krachtig voorkomen elke gedachte aan een einde van die ontwikkeling verbant, dan komt men als vanzelf tot de conclusie, dat, wanneer invloeden van buiten daarop geen storenden invloed hebben, dit leven eindeloos moet zijn.

[ 343 ]In beginsel is dit dan ook volkomen juist, en toch weten we heel goed dat dit niet zoo is en ook niet zoo wezen kan, omdat het in liijnrechten strijd zou zijn met de algemeene natuurwet, die bepaalt dat er aan al het stoffelijke een einde komt, opdat de materie waaruit het bestaat weder in den kringloop kunne worden opgenomen, om weldra in anderen vorm weer op te treden.

Laten er boomen bestaan, welker leeftijd op duizend of tweemaal duizend jaren geschat wordt, geen een ontsnapt op den langen weg aan de toepassing der bovengenoemde wet.

En zoo zouden we gerustelijk kunnen aannemen dat de zaden van vele planten onder gunstige omstandigheden eeuwen aan eeuwen—zonder dat hiervoor een grens te stellen is — levensvatbaar kunnen blijven, bijaldien ook voor de in een beschermend omhulsel besloten kiem die natuurwet niet even goed geldig was als voor den grootsten boom.

 

Ik bedoelde met het bovenstaande voornamelijk te doen zien dat de bewijzen door Darwin gevorderd toch inderdaad wel te leveren zijn, en de meening te wederleggen: „dat men zich steeds zeer vergissen zou, als men meende dat die zaden, welke uit diep omgewoelde aarde ontkiemen ‚ daar van hun ontstaan af in weggeborgen zouden zijn, terwijl dit begraven aan de regenwormen moet toegeschreven worden".

Het laatste moge veel, zelfs zoo veelvuldig het geval zijn, dat het als regel kan gelden; er moge uit blijken dat men zich licht bij dergelijke waarnemingen kan vergissen, maar waar over den hoogen ouderdom der zaden gesproken wordt, kan het niet als algemeen geldend tegenbewijs dienen.

Prof. de Vries, dien ik de eer heb reeds sedert bijna twin[ 344 ]tig jaren onder mijne bijzondere vrienden te mogen tellen, zal mij deze opmerkingen zeker ten goede houden. Ware ik hiervan niet overtuigd, ik zou ze niet gemaakt hebben.

De Hoogleeraar besluit zijn zeer lezenswaardig artikel met eenige interessante mededeelingen en opmerkingen over den verschillenden duur van het kiemvermogen bij zaden van één en dezelfde plantsoort. Zoo zaaide Nobbe, om maar één voorbeeld te noemen, zaden van roode Klaver in een proefschotel en verwijderde geregeld al de opgekomen planten. Aanvankelijk kwamen er velen tegelijk, later wat minder en dit bleef gestadig afnemen, maar toch verschenen er telkens weer kiemplanten. Nadat dit 262 dagen lang vol gehouden was, waren er van de 1000 zaden nog een twaalftal ongekiemd gebleven.

De ondervinding leerde zelfs dat in dit opzicht zaden van één en dezelfde plant soms groot verschil opleveren.

Hieruit blijkt dat het onmogelijk is juiste bepalingen te maken omtrent den duur der kiemvatbaarheid van bepaalde zaden. Wel werden vele proeven in die richting genomen en pogingen gedaan om tot zulke bepalingen te komen, maar de uitkomsten zijn veel te veel van bijkomende omstandigheden afhankelijk, dan dat zij, zelfs al zijn het gemiddelde uitkomsten, onvoorwaardelijk vertrouwen zouden verdienen; het is echter niet te ontkennen dat zij althans dit nut hebben, dat ze een denkbeeld geven van de zeer uiteenloopende eigenschappen in dit opzicht bij verschillende planten.

 

 

  1. In den jaargang 1888, bladz. 217-229.