Darwin - Het ontstaan der soorten (1860)
Het ontstaan der soorten (1860) door Charles Darwin, vertaald door Tiberius Cornelis Winkler
Omslag, titelpagina, inhoud |
Voorbericht → |
Het ontstaan der soorten (voluit: Het ontstaan der soorten van dieren en planten door middel van de natuurkeus, of het bewaard blijven van bevoorregte rassen in den strijd des levens) is voor het eerst gepubliceerd in het Engels in 1859. Deze eerste Nederlandse vertaling, van de hand van Tiberius Cornelis Winkler, werd gepubliceerd in 1860 in twee "stukken": hoofdstuk 1 t/m 7 en hoofdstuk 8 t/m 14. Dit werk is in het publieke domein. |
HET ONTSTAAN DER SOORTEN
VAN
DIEREN EN PLANTEN
DOOR
MIDDEL VAN DE NATUURKEUS.
GEDRUKT BIJ A. C. KRUSEMAN.
Derhalve, dat niemand uit flaauwheid of uit schroomvalligheid denke of zegge dat een mensch te ver kan gaan in het zoeken naar waarheid; dat hij al te kundig kan zijn in het boek van Gods woord of in het boek van Gods werken; dat hij te groot kan zijn in de kennis van God of in de wijsbegeerte. Laat hij liever trachten in beiden eindelooze vorderingen te maken.
Inhoud van "het eerste stuk":
INHOUD.
EERSTE HOOFDSTUK.
OVER DE WIJZIGINGEN EN VERANDERINGEN DIE IN DEN TAMMEN STAAT ONTSTAAN.
De oorzaken der veranderingen.—De uitwerkselen der gewoonte.—De erfelijkheid.—Kenmerken van tamme rassen.—De moeijelijkheid om een onderscheid te vinden tusschen rassen en soorten.—Het ontstaan van tamme rassen uit eene of uit verscheidene soorten.—Tamme duiven, hare afkomst en onderling verschil.—De beginselen waarnaar men voorheen handelde in het verkiezen van tamme dieren.—Over de opzettelijke en de onopzettelijke keus.—De onbekende afkomst onzer tamme dieren en verbouwd wordende planten.—De omstandigheden, welke den mensch in zijne keus begunstigen.......Blz. 16—54.
TWEEDE HOOFDSTUK
OVER DE WIJZIGINGEN EN VERANDERINGEN DIE IN DEN NATUURSTAAT ONTSTAAN.
De veranderlijkheid.—Individuele verschillen.—Twijfelachtige soorten.—Ver verspreide en groote soorten veranderen het meest.—De soorten van de grootere geslachten in zeker gewest veranderen meer dan de soorten van kleinere geslachten.—Vele soorten van de groote geslachten gelijken op rassen, wijl zij zeer naauw, maar ongelijk aan elkander verbonden zijn, en een zeer beperkt gebied bezitten. Blz. 55—69. [ Inh ]
OVER DEN STRIJD VOOR HET BESTAAN.
De aanleiding tot de natuurkeus.—Dit woord wordt in uitgestrekten zin gebezigd.—Wiskunstige toename in getal.—Snelle vermeerdering van wezens buiten den natuurstaat.—De middelen om de vermeerdering te beperken.—Algemeene mededinging.—Uitwerkselen van het klimaat.—Veiligheid door het getal der individuen.—Zamengestelde betrekkingen tusschen alle dieren en planten.—De strijd des levens is het hevigst tusschen individuen en rassen van de zelfde soort, dikwijls ook hevig tusschen soorten van het zelfde geslacht.—De betrekking van het eene wezen tot het andere is van het grootste belang in de natuur..Blz.70—90.
OVER DE NATUURKEUS.
De natuurkeus vergeleken met de keus van den mensch.—Haar invloed op kleinigheden, hare magt over elken leeftijd en over beide sexen.—De sexuele keus.—Over de algemeenheid van kruisingen tusschen individuen van de zelfde soort.—De omstandigheden die voor de natuurkeus voordeelig of nadeelig zijn, zooals de kruising, de afzondering, het getal der individuen.—Het uitsterven ten gevolge van de natuurkeus.—De uiteenspreiding van kenmerken in verband tot het verschil van de bewoners eener kleine landstreek, en tot het inheemsch worden.—De invloed van de natuurkeus, door het uiteenspreiden der kenmerken en door het uitsterven, op de nakomelingen van gemeenschappelijke ouders.—Over de rangschikking der schepselen..........Blz. 91—144.
OVER DE WETTEN DER VERANDERLIJKHEID.
De invloed van uitwendige toestanden.—Het gebruik en het onbruik in verband met de natuurkeus.—Het gewennen aan het klimaat.—Het verband der deelen onderling.—Vergoeding en evenwigt.—Veranderlijkheid van werktuigen die slechts in beginsel aanwezig of weinig ontwikkeld zijn.—Ongewoon hoog ontwikkelde werktuigen zijn zeer veranderlijk.—De soorten veranderen meer dan de geslachten.—Bijkomende sexuele kenmerken zijn veranderlijk.—De soorten van het zelfde geslacht veranderen op gelijke wijze.—Terugkeer tot lang verlorene kenmerken.—Overzigt..........Blz. 145—183. [ Inh ]
BEZWAREN TEGEN DE LEER.
Bezwaren tegen de leer van de afstamming met wijzigingen.—Overgangen.—Afwezigheid of zeldzaamheid van overgangrassen.—Overgangen in de gewoonte en levenswijs.—Verschillende gewoonten van de zelfde soorten.—De gewoonten der eene soort wijken zeer af van die der anderen.—Zeer volkomene werktuigen.—Middelen ter overgang. — Moeijelijke gevallen.—De natuur maakt geen sprongen.—Onbelangrijke werktuigen.—De werktuigen zijn niet in alle opzigten volmaakt.—De wetten der eenheid van den grondvorm en die der voorwaarden van het bestaan worden gevolgd in de leer der natuurkeus........Blz. 184—221.
OVER HET INSTINKT.
Het instinkt kan met de gewoonte vergeleken worden, maar beiden zijn van verschillenden oorsprong.—Onderscheidene graden van het instinkt.—Bladluizen en mieren.—Veranderlijke neigingen.—De oorsprong van het instinkt in tamme dieren.—Het instinkt van den koekoek, van den struisvogel en van de aardhommel.—Slavenmakende mieren. — De honigbij en hare cellen.—Bedenkingen tegen de leer der natuurkeus ten opzigte van het instinkt.—Onzijdige of onvruchtbare insekten.—Overzigt..........Blz. 222—255.
Aan het einde van het eerste deel is een Register (over het eerste deel) opgenomen.
Inhoud van "het tweede stuk":
INHOUD.
OVER DE VERBASTERING.
Onderscheid tusschen de onvruchtbaarheid van eerste kruisingen en die van basterden.—De onvruchtbaarheid is veranderlijk, is niet algemeen, en wordt door het kruisen van bloedverwanten en door het temmen gewijzigd.—Wetten die de onvruchtbaarheid der basterden beheerschen.—De onvruchtbaarheid is niet eene bijzondere gave, maar eene toevallige omstandigheid die andere verschillen vergezelt.—Oorzaken der onvruchtbaarheid van eerste kruisingen en van basterden.—Vergelijking van de uitwerkselen der veranderde levensvoorwaarden met die der kruising.—De vruchtbaarheid der rassen als zjj gekruist worden, en die van de kruislingen is niet algemeen.—Basterden en kruislingen, onafhankelijk van hunne vruchtbaarheid, met elkander vergeleken. —Overzigt
Blz. 1—36.
OVER DE ONVOLKOMENHEID DER GEOLOGISCHE GESCHIEDENIS.
Over de afwezigheid in den tegenwoordigen tijd van tusschenrassen.—Over den aard van uitgestorvene tusschenrassen, en over hun getal.—Over den langen tijd die aangetoond wordt door de grootte der afzetsels en der ontblootingen.—Over de armoede onzer palaeontologische verzamelingen.—Over het afbreken en weder aanvangen van geologische vormen.—Over de afwezigheid van tusschenrassen in de eene of andere vorming.—Over het plotselinge verschijnen van soorten en groepen van soorten.—Over hare plotselinge verschijning in de oudste lagen die bekend zijn als fossilen te voeren
Blz. 37—70.
OVER DE GEOLOGISCHE OPVOLGING DER BEWERKTUIGDE WEZENS.
Over het langzaam en opvolgend verschijnen van nieuwe soorten.—Over de verschillende mate van veranderingen.—Soorten die eens verloren zijn, verschijnen niet weder.—Groepen van soorten volgen de zelfde regels in hare verschijning en verdwijning als de eenvoudige soorten.—Over de uitsterving.—Over de gelijktijdige veranderingen in de vormen des levens over de geheele aarde.—Over de verwantschappen van uitgestorvene soorten tot elkander en tot de levende soorten.—Over de ontwikkeling van oude vormen.—Over de opvolging van de zelfde grondvormen binnen den zelfden omtrek.—Overzigt van het vorige en van dit hoofdstuk... Blz. 71–105.
OVER DE VERSPREIDING DER SOORTEN OVER DE AARDE
De tegenwoordige verspreiding der soorten kan niet aan het verschil in de physische levensvoorwaarden toegeschreven worden.—De groote belangrijkheid van slagboomen.—De verwantschap der bewoners van het zelfde vaste land.—Middenpunten van schepping.—Over de middelen ter verspreiding: verandering van het klimaat, van de hoogteligging des bodems en dergelijken.—De verspreiding gedurende den ijstijd over de geheele aarde... Blz. 106–144.
OVER DE VERSPREDING DER SOORTEN OVER DE AARDE.—VERVOLG
Over de verspreiding van zoetwaterdieren en planten.—Over de bewoners van de eilanden des oceaans.—De afwezigheid van vorschachtige dieren, Batrachiae, en van landzoogdieren op eilanden.—Over de betrekkingen der eilanders tot de bewoners van het naaste vaste land.—Over volkplantingen met opvolgende wijzingen.—Overzigt van het vorige en van dit hoofdstuk... Blz. 145–174.
OVER DE WEDERKEERIGE VERWANTSCHAPPEN DER BEWERKTUIGDE WEZENS.—OVER DE VORMLEER, DE KIEMLEER, EN DE WERKTUIGEN DIE IN BEGINSEL AANWEZIG ZIJN.
Over de rangschikking der groepen ondergeschikt aan groepen.—Het natuurlijke stelsel.—Regelen en moeijelijkheden der rangschikking [ Inh ]verklaard uit de leer van afkomst met wijzigingen.—Over de rangschikking van rassen.—De afkomst wordt altijd bij de rangschikking in acht genomen.—Gelijke en aangenomene kenmerken.—Over de algemeene, de zamengestelde en de uiteenloopende verwantschappen.—De uitsterving scheidt en bepaalt de groepen.—Over de vormleer.—Gelijke vormen van leden der zelfde klasse en van gedeelten van het zelfde individu.—Over de kiemleer.—Hare wetten zijn te verklaren uit de veranderingen die niet in jeugdigen leeftijd verschijnen, maar wel op een leeftijd van het individu, overeenkomende met dien van de ouders.—Werktuigen die in beginsel aanwezig zijn.—Verklaring van hunnen oorsprong.—Overzigt.... Blz 175–225.
ALGEMEEN OVERZIGT EN BESLUIT.
Overzigt van de bezwaren tegen de leer der natuurkeus.—Overzigt van de algemeene en bijzondere omstandigheden ten gunste van die leer.—Over de oorzaken van het algemeene geloof in de bestendigheid der soort.—Tot hoe ver mag de leer der natuurkeus uitgestrekt worden.—De uitwerkselen dier leer op de studie der natuurlijke historie.—Besluit.... Blz 226–261.
NASCHRIFT VAN DEN VERTALER...... Blz. 259–261.
Aan het einde van het tweede deel is een Register (over het tweede deel) opgenomen.