Apocriefe boeken/Het boek der wijsheid 10
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Het boek der wijsheid 10 | |
Auteur | Anoniem |
Genre(s) | Religie |
Brontaal | Nederlands |
Datering | 1906 |
Vertaler | Adolf Visscher (1686-1746) |
Bron | Anoniem (1906) De apocriefe boeken. Uit de Hoogduitsche vertaling van M. Luther eertijds door Adolf Visscher in het Nederduitsch overgezet, [Amsterdam]: Nederlandsch Bijbelgenootschap, pp. 21-22. Zie Bestand:De apocriefe boeken p 021.jpg en Bestand:De apocriefe boeken p 022.jpg. |
Auteursrecht | Publiek domein |
[...] HOOFDSTUK 10. Zegeningen der wijsheid. — Van Adam tot Mozes. | ||
ZIJ bewaarde dengeen, a die het eerst gemaakt en alléén geschapen werd | a Gen. 1 : 28, 2 : 7. | |
2 | tot een vader der wereld en bracht hem uit zijne zonde en gaf hem macht | |
3 | om over alles te heerschen. b Toen de onrechtvaardige van haar afviel | b Gen. 4 : 8, 11. |
door zijnen toorn, verdierf hij zichzelf wegens den woedenden broeder- | ||
4 | moord; en toen de aarde om zijnentwil met den c zondvloed verdorven | c Gen. 6 : 8, 14. |
werd, hielp de wijsheid weder, daar zij den rechtvaardige op het geringe | ||
hout ten stuurman diende. | ||
5 | Toen de volken te zamen in d dwaling boosaardig leefden, vond zij den | d Gen. 11 : 7. |
e rechtvaardige en bewaarde hem onstrafbaar voor God en deed hem, | e Gen. 12 : 1. | |
f bij alle vaderlijke gezindheid jegenz zijnen zoon, nochtans standvastig | f Gen. 22 : 10. | |
6 | zijn van geest. g Zij verloste den rechtvaardige, toen de goddeloozen | g Gen. 19 16, 17. |
omkwamen, toen hij vlood voor het vuur, dat op de vijf steden viel, | ||
7 | welker verwoest land nog rookt tot een getuigenis van de boosheid, | |
benevens de boomen, die onrijpe vruchten dragen, en de zoutpilaar, die | ||
8 | er staat tot eene gedachtenis van de ongeloovige ziel. Want degenen, | |
die tot wijsheid niet achten, hebben niet alleen de schade, dat zij het | ||
goede niet kennen, maar laten ook eene gedachtenis na voor de levenden, | ||
dat zij niet verborgen kunnen blijven in hetgeen waarin zij gedoold | ||
| ||
9 | hebben. Maar de wijsheid verlost degenen, die zich aan haar houden, | |
uit alle moeite. | ||
10 | h Zij geleidde den rechtvaardige, die voor zijns broeders toorn vluchten | h Gen. 27 : 42, 43. |
moest, op rechte wegen, en toonde hem het rijk Gods, en gaf hem de | ||
kennis van het heilige en hielp hem in zijnen arbeid, i dat hij wèl toenam | i Gen. 30 : 43. | |
11 | en veel goed met zijnen arbeid won; tegen de hebzucht der machtigen | |
12 | stond zij hem bij en maakte hem rijk; en zij maakte hem veilig voor | |
degenen, die hem lagen leiden, en j gaf hem overwinning in den sterken | j Gen. 32 : 29. | |
strijd, dat hij gewaarwerd, k dat de godzaligheid machtiger is dan alles. | k 1 Tim. 4 : 8. | |
13 | l Zij verliet den verkochten rechtvaardige niet, maar bewaarde hem | l Gen. 37 : 28. |
14 | voor de zonde. Zij ging met hem af in den kerker en in de banden | Gen. 39 : 8, 9, 21. |
verliet zij hem niet, m totdat zij hem aanbracht den scepter des konink- | m Gen. 41 : 41. | |
rijks en de oppermacht over degenen, die hem geweld hadden aangedaan, | ||
en maakte degenen, die hem berispt hadden, tot leugenaars, en gaf | ||
hem eene altijddurende heerlijkheid. | ||
15 | n Zij verloste het heilige volk, het onbestrafbare zaad, van de volken, | n Ex. 12 : 51. |
16 | die hen plaagden. Zij kwam in de ziel van den dienaar des Heeren, | |
o en wederstond de gruwzame koningen door wonderen en teekenen. | o Ex. 7 : 10. | |
17 | Zij beloonde den heiligen hunnen arbeid p en leidde hen langs wonder- | p Ex. 3 : 21, 22. |
lijke wegen; q en zij was hun bij dag een scherm en bij nacht eene | q Ex. 13 : 21. | |
18 | vlam gelijk het gesternte. r Zij voerde hen door de Roode zee en leidde | r Ex. 14 : 22. |
19 | hen door groote wateren, s en hunne vijanden verdronk zij, maar deze | s Ex. 14 : 28, 30. |
20 | trok zij uit de diepte der zee. Daarom namen de rechtvaardigen buit | |
van de goddeloozen t en prezen uwen heiligen naam, Heer, en loofden | t Ex. 15 : 1-19. | |
21 | eendrachtig uwe overwinnende hand. Want de wijsheid opende den | |
mond der stommen u en maakte de tongen der onmondigen welsprekend. | u Ex. 4 : 12. |