Apocriefe boeken/Het boek der wijsheid 2
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Het boek der wijsheid 2 | |
Auteur | Anoniem |
Genre(s) | Religie |
Brontaal | Nederlands |
Datering | 1906 |
Vertaler | Adolf Visscher (1686-1746) |
Bron | Anoniem (1906) De apocriefe boeken. Uit de Hoogduitsche vertaling van M. Luther eertijds door Adolf Visscher in het Nederduitsch overgezet, [Amsterdam]: Nederlandsch Bijbelgenootschap, pp. 15-16. Zie Bestand:De apocriefe boeken p 015.jpg en Bestand:De apocriefe boeken p 016.jpg. |
Auteursrecht | Publiek domein |
[...] HOOFDSTUK 2. De goddeloozen meenen, dat men den dood alles uit is en vervolgen den rechtvaardige. | ||
WANT zij zijn dwaze menschen en zeggen: Ons leven is kort en moeilijk, | ||
en als een mensch weg is, is het geheel uit met hem; ook weet men | ||
2 | niemand, a die uit den dood wedergekomen is. Bij toeval zijn wij geboren, | a Matth. 22 : 23. |
en varen wdere heen alsof wij nooit geweest waren; want de adem in | Hand. 23 : 8. | |
onzen neus is een rook, en onze rede is een vonkje, dat zich uit ons | ||
3 | hart beweegt: als het uitgebluscht is, is het lichaam weg, gelijk een | |
vonkje in de asch, en de geest verspreidt zich gelijk eene dunne lucht; | ||
4 | en onze naam wordt mettertijd vergeten, dat voorzeker niemand van | |
ons zal gewagen. Ons leven gaat heen als ware er een wolk geweest, | ||
en het vergaat als een nevel, van den glans der zon verdreven en van | ||
5 | hare hitte verteerd. Onze tijd is als eene schaduw, die weggaat; en als | |
wij weg zijn, is er geen wederkeeren; want het is vast verzegeld, dat | ||
6 | niemand wederkomt. b Welaan dan, laat ons dartel leven, terwijl het er | b Jes. 22 : 13. |
7 | is, en ons lichaam gebruiken, terwijl het jong is. Wij willen ons met | |
den besten wijn en met zalf opvullen; laat ons de bloemen der lente niet | ||
8 | verzuimen. Laat ons kransen van jonge rozen dragen, eer zij verwelken. | |
9 | Geen van ons moet nalaten te pronken, opdat men overal bespeuren | |
moge, waar wij vroolijk geweest zijn; wij hebben er toch niet meer van | ||
10 | dan dit. Laat ons den armen rechtvaardige overweldigen en geen weduw | |
11 | verschoonen; laat ons het grijze haar der grijsaards niet achten. Wat | |
wij slechts doen kunnen, moet recht zijn; want wie niet doen kan wat | ||
12 | hem lust, die geldt hier niet. Laat ons dan op den rechtvaardige loeren; | |
want hij doet ons veel verdriet aan en stelt zich tegen ons doen, en ver- | ||
wijt ons, dat wij tegen de wet zondigen, en krijt ons bedrijf uit als zonde. | ||
13 | Hij geeft voor, dat hij God kent, en beroemt zich Gods kind te zijn. | |
14 | Hij bestraft hetgeen wij in het hart hebben. 15 Hij is ons te lastig zelfs | |
om aan te zien; want zijn leven schikt zich niet met dat der anderen | ||
16 | en zijn doen is geheel anders. Hij houdt ons voor ondeugend, en mijdt | |
ons doen als vuiligheid en geeft voor, dat de rechtvaardigen het ten | ||
17 | laatste goed zullen hebben; en hij roemt, dat God zijn vader is. Laat | |
ons dan toch zien of zijn woord waar is, en beproeven wat einde het | ||
18 | met hem nemen zal. c Indien de rechtvaardige Gods zoon is, zal hij hem | c Matth. 27 : 43. |
19 | helpen en redden van de hand der wederpartijders. Met versmaadheid | |
en kwelling willen wij hem pijnigen; opdat wij zien hoe vroom hij is, | ||
20 | en erkennen hoeveel hij verdragen kan. Wij willen hem tot een schande- | |
lijken dood verdoemen; want hij zal immers geholpen worden, gelijk | ||
hij zegt! | ||
21 | Zulks beraadslagen zij en missen; hunne boosheid heeft hen verblind, | |
22 | dat zij Gods geheim oordeel niet erkennen. Want zij hebben de hoop | |
niet, dat een heilig leven beloond wordt; en achten de eer niet, die | ||
23 | onbestrafbare zielen hebben. Want God heeft den mensch geschapen tot | |
een eeuwig leven d en heeft hem gemaakt tot een beeld, dat hij hem | d Gen. 1 : 27. | |
| ||
24 | zou gelijk zijn, zooals hij is; e maar door den nijd des duivels is de dood | e Gen. 3 : 1-19. |
25 | in de wereld gekomen, en die hem toebehooren moeten hem smaken. | Joh. 8 : 44. |