Apocriefe boeken/Het boek der wijsheid 7

Uit Wikisource

Het boek der wijsheid 7

Auteur Anoniem
Genre(s) Religie
Brontaal Nederlands
Datering 1906
Vertaler Adolf Visscher (1686-1746)
Bron Anoniem (1906) De apocriefe boeken. Uit de Hoogduitsche vertaling van M. Luther eertijds door Adolf Visscher in het Nederduitsch overgezet, [Amsterdam]: Nederlandsch Bijbelgenootschap, pp. 19-20. Zie Bestand:De apocriefe boeken p 019.jpg en Bestand:De apocriefe boeken p 020.jpg.
Auteursrecht Publiek domein
De wijsheid van Salomo. Aan de tirannen.
Hoofdstuk 1 · Hoofdstuk 2 · Hoofdstuk 3 · Hoofdstuk 4 · Hoofdstuk 5 · Hoofdstuk 6 · Hoofdstuk 7 · Hoofdstuk 8 · Hoofdstuk 9 · Hoofdstuk 10 · Hoofdstuk 11 · Hoofdstuk 12 · Hoofdstuk 13 · Hoofdstuk 14 · Hoofdstuk 15 · Hoofdstuk 16 · Hoofdstuk 17 · Hoofdstuk 18 · Hoofdstuk 19


[19]

[...]

HOOFDSTUK 7.

Waarde en gevolgen der wijsheid.

  IK ben ook een sterfelijk mensch, als de anderen, geboren van het ge-
2 slacht van den eerstgeschapen mensch; en ik ben ook vleesch, gevormd
  in den schoot eener moeder, tien maanden lang, in het bloed te zamen
3 geronnen, uit mannelijk zaad, door lust, in het bijslapen; en ik heb ook,
  toen ik geboren was, ademgehaald uit de algemeene lucht, en ben ook
  gevallen op het aardrijk, dat ons allen gelijkelijk draagt; en weenen is
4 ook, gelijk van de anderen, mijn eerste stem geweest; en ik ben in de
5 windsels met zorg opgevoed. Want geen koning heeft een ander begin
6 zijner geboorte; maar zij hebben allen éénerlei ingang in dit leven en
  gelijken uitgang.
7       Daarom bad ik, en mij werd doorzicht gegeven; ik riep, en de Geest
8 der wijsheid kwam over mij; en ik hield ze dierbaarder dan koninkrijken
9 en vorstendommen, en rijkdom hield ik voor niets tegen haar. a Ik ver- a Job. 28 : 15, 16.
  geleek geen edelgesteente bij haar; want al het goud is tegen haar als    Spr. 8 : 10, 11.
10 gering zand, en zilver is als slijk te rekenen bij haar. Ik had ze liever
  dan een gezond en schoon lichaam, en verkoos ze mij tot een licht;
11 want de glans, die van haar komt, wordt niet uitgebluscht. b En alles b 1 Kon. 3 : 13.
12 goeds kwam met haar tot mij, en ontelbare rijkdom in hare hand. Ik
  was in alle dingen vroolijk, en de wijsheid ging mij daarin voor; maar
  ik wist niet, dat zulks van haar kwam.
13       Eenvoudig heb ik het geleerd, mildelijk deel ik het mede; ik wil haren
14 rijkdom niet verbergen. Want zij is voor de menschen een oneindige
  schat; wie hem gebruiken, worden Gods vrienden en zijn hem aange-
15 naam, omdat hun gegeven is zich te laten onderrichten. God mocht mij
  geven wijs te spreken en recht te denken naar die gave der wijsheid;
  want hij is het die op den weg der wijsheid leidt en de wijzen regeert.
16 Want in zijne handen zijn beide, wij zelve en onze redenen, ook alle
17 schranderheid en kunst in allerlei werken. Want hij heeft mij gegeven
  een gewisse kennis van alle dingen, dat ik weet hoe de wereld gemaakt
18 is, en de kracht der elementen; het begin, einde en midden des tijds;
19 hoe de dag toe- en afneemt, hoe de tijd des jaars zich verandert en hoe
20 het jaar omloopt; hoe de sterren staan; den aard der tamme en der
  wilde dieren; hoe de wind zoo stromachtig is; en wat de menschen in
  den zin hebben; menigerlei soort van planten en de kracht der wortels.
21 Ik weet alwat geheim en verborgen is; want de wijsheid, die meesteres
  van alle unst, leert het mij.
22       Want in haar is de Geest, die verstandig, heilig, éénig, menigvuldig
  scherpzinnig, behendig, doordringend, rein, klaar, zacht, vriendelijk, ernstig’
23 vrij, weldadig, menschlievend, vast, gewis en veilig is. Zij vermag alles,
  c ziet alles, en gaat door alle geesten, hoe verstandig, louter en scherpzinnig c 1 Kor. 2 : 10.
24 zij ook zijn. Want de wjsheid is het allervaardigste; zij dringt en gaat
25 door alles, zoo geheel louter is zij. Want zij is de adem der Goddelijke kracht


[20]

  en een straal der heerlijkheid des Almachtigen; daarom kan niets onreins
26 tot haar komen. d Want zij is een glans van het eeuwige licht en een d Hebr. 1 : 3.
  onbevlekte spiegel der Goddelijke kracht en een beeld zijner goeder-
27 tierenheid. Zij is éénig, en doet nochtans alles; zij blijft hetgeen zij
  is, en vernieuwt echter alles; en onophoudelijk begeeft zij zich in de
  heilige zielen en maakt die tot vrienden van God en tot profeten.
28 Want God bemint niemand, tenzij hij blijve bij de wijsheid. 29 Zij is
  heerlijker dan de zon en alle sterrebeelden; en tegen het licht gerekend,
30 gaat zij dit ver te boven; want het licht moet voor den nacht wijken,
  maar de boosheid overweldigt de wijsheid nooit.