Apocriefe boeken/Jezus Sirach 1

Uit Wikisource

Jezus Sirach 1

Auteur Anoniem
Genre(s) Religie
Brontaal Nederlands
Datering 1906
Vertaler Adolf Visscher (1686-1746)
Bron Anoniem (1906) De apocriefe boeken. Uit de Hoogduitsche vertaling van M. Luther eertijds door Adolf Visscher in het Nederduitsch overgezet, [Amsterdam]: Nederlandsch Bijbelgenootschap, pp. 42-43. Zie Bestand:De apocriefe boeken p 042.jpg en Bestand:De apocriefe boeken p 043.jpg.
Auteursrecht Publiek domein
Het boek van Jezus Sirach
Hoofdstuk 1 · Hoofdstuk 2 · Hoofdstuk 3 · Hoofdstuk 4 · Hoofdstuk 5 · Hoofdstuk 6 · Hoofdstuk 7 · Hoofdstuk 8 · Hoofdstuk 9 · Hoofdstuk 10 · Hoofdstuk 11 · Hoofdstuk 12 · Hoofdstuk 13 · Hoofdstuk 14 · Hoofdstuk 15 · Hoofdstuk 16 · Hoofdstuk 17 · Hoofdstuk 18 · Hoofdstuk 19 · Hoofdstuk 20 · Hoofdstuk 21 · Hoofdstuk 22 · Hoofdstuk 23 · Hoofdstuk 24 · Hoofdstuk 25 · Hoofdstuk 26 · Hoofdstuk 27 · Hoofdstuk 28 · Hoofdstuk 29 · Hoofdstuk 30 · Hoofdstuk 31 · Hoofdstuk 32 · Hoofdstuk 33 · Hoofdstuk 34 · Hoofdstuk 35 · Hoofdstuk 36 · Hoofdstuk 37 · Hoofdstuk 38 · Hoofdstuk 39 · Hoofdstuk 40 · Hoofdstuk 41 · Hoofdstuk 42 · Hoofdstuk 43 · Hoofdstuk 44 · Hoofdstuk 45 · Hoofdstuk 46 · Hoofdstuk 47 · Hoofdstuk 48 · Hoofdstuk 49 · Hoofdstuk 50 · Hoofdstuk 51


[42]

[...]

HET BOEK

JEZUS SIRACH.

________


HOOFDSTUK 1.

Roem der wijsheid en der godsvrucht.

  a ALLE wijsheid is van God, den Heer, en is bij hem eeuwiglijk. 2 Wie a Spr. 2 : 6, 8 : 22.
  heeft te voren gedacht hoeveel zand in de zee, hoeveel druppels in den
  regen, en hoeveel dagen der wereld er worden zouden? b Wie heeft b Jes. 40 : 12-14.
  tevoren gemeten hoe hoog de hemel, hoe breed de aarde, hoe diep de
3 zee zou zijn? Wie heeft God ooit geleerd wat hij zou maken? 4 Want
  zijne wijsheid is vóór alle dingen en het inzicht des hoogsten verstands
5 is van alle eeuwen. Het woord van God, den Allerhoogste, is de fontein
6 der wijshein, en hare uitvloeiselen zijn eeuwige geboden. Wie kon anders
  weten, hoe men de wijsheid en geschiktheid verkrijgen zou?
7       Eén is verstandig, de allerhoogste, almachtige Schepper aller dingen,
8 een machtig koning, een zeer verschrikkelijk, 8 die op zijnen troon zit,
9 een heerschend God; die heeft ze door zijnen Heiligen Geest geschapen;
10 die heeft alles tevoren gedacht, geweten en afgemeten, 10 en heeft de
  wijsheid uitgegoten over al zijne werken en over alle vleesch, naar zijne
  genade, en geeft ze aan degenen, die hem liefhebben.


[43]

11       De vrees des Heeren is eer en roem, vreugde en eene schoone kroon;
12 de vrees des Heeren maakt het hart vroolijk en geeft vreugde en blijd-
13 schap eeuwiglijk. Wie den Heer vreest, dien zal het welgaan in den
14 laatsten nood, en hij zal eindelijk den zegen verkrijgen. God lief te
15 hebben is de allerschoonste wijsheid; en, wie haar te zien krijgt, bemint
16 haar, want hij ziet wat groote wonderen zij doet. c De vrees des Heeren c Ps 111 : 10.
  is een begin tot de wijsheid en is in den moederschoot reeds den ge-    Spr. 1 : 7.
  loovigen ingeschapen en woont alleen bij de uitverkorenen vrouwen, en
17 men vindt haar alleen bij de rechtvaardigen en geloovigen. De vrees des
18 Heeren is de rechte godsdienst. De godsdienstigheid zal het hart bewaren
19 en rechtvaardig maken en geeft vreugde en blijdschap. Wie den Heer
  vreest, dien zal het welgaan; en als hij troost noodig heeft, zal hij ge-
20 zegend zijn. God te vreezen is de volheid der wijsheid en overvloed van
21 hare vruchten. Zij vervult het geheele huis met hare gaven en alle
22 vertrekken met haren schat. De vrees des Heeren is eene kroon der
23 wijsheid, en geeft rijken vrede en heil. 24 Deze wijsheid maakt recht
  schrandere lieden; en wie aan haar vasthoudt, dien helpt zij uit met eer.
25 Den Heer te vreezen is de wortel der wijsheid, en hare takken groenen
  eeuwiglijk.
26       De vrees des Heeren weert de zonde; 27 want, wie zonder vrees is,
28 behaagt Gode niet, en zijne vermetelheid zal hem tenederwerpen; maar
29 een ootmoedige verbeidt den tijd, die hem troosten zal. Want, alhoewel
30 zijne zaak een tijd lang onderdrukt wordt, zullen nochtans de vromen
31 zijne wijsheid roemen. De goddeloose is Gods woord een gruwel;
32 want het is een schat der wijsheid, die hem verbporgen is.
33       Mijn zoon, wilt gij wijs worden, zoo houd de geboden; zoo zal God u
34 de wijsheid geven; d want de vrees des Heeren is de rechte wijsheid en d Spr. 15 : 33.
35 tucht, en het geloof en de lijdzaamheid behagen Gode. 36 Zie toe, dat
  uwe godsvrucht geen geveinsdheid zij, en gij hem niet dient met een
37 valsch hart. Zoek geen roem bij de lieden door geveinsdheid; en zie toe,
38 wat gij spreekt, en verhef u niet, opdat gij niet valt en te schande
39 wordt, en de Heer uwe streken openbare en u openlijk voor de lieden
40 ternederstorte: omdat gij God niet in de rechte vreeze gediend hebt,
  maar uw hart valsch geweest is.