Apocriefe boeken/Jezus Sirach 42

Uit Wikisource
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Jezus Sirach 42

Auteur Anoniem
Genre(s) Religie
Brontaal Nederlands
Datering 1906
Vertaler Adolf Visscher (1686-1746)
Bron Anoniem (1906) De apocriefe boeken. Uit de Hoogduitsche vertaling van M. Luther eertijds door Adolf Visscher in het Nederduitsch overgezet, [Amsterdam]: Nederlandsch Bijbelgenootschap, pp. 77-78. Zie Bestand:De apocriefe boeken p 077.jpg en Bestand:De apocriefe boeken p 078.jpg.
Auteursrecht Publiek domein
Het boek van Jezus Sirach
Hoofdstuk 1 · Hoofdstuk 2 · Hoofdstuk 3 · Hoofdstuk 4 · Hoofdstuk 5 · Hoofdstuk 6 · Hoofdstuk 7 · Hoofdstuk 8 · Hoofdstuk 9 · Hoofdstuk 10 · Hoofdstuk 11 · Hoofdstuk 12 · Hoofdstuk 13 · Hoofdstuk 14 · Hoofdstuk 15 · Hoofdstuk 16 · Hoofdstuk 17 · Hoofdstuk 18 · Hoofdstuk 19 · Hoofdstuk 20 · Hoofdstuk 21 · Hoofdstuk 22 · Hoofdstuk 23 · Hoofdstuk 24 · Hoofdstuk 25 · Hoofdstuk 26 · Hoofdstuk 27 · Hoofdstuk 28 · Hoofdstuk 29 · Hoofdstuk 30 · Hoofdstuk 31 · Hoofdstuk 32 · Hoofdstuk 33 · Hoofdstuk 34 · Hoofdstuk 35 · Hoofdstuk 36 · Hoofdstuk 37 · Hoofdstuk 38 · Hoofdstuk 39 · Hoofdstuk 40 · Hoofdstuk 41 · Hoofdstuk 42 · Hoofdstuk 43 · Hoofdstuk 44 · Hoofdstuk 45 · Hoofdstuk 46 · Hoofdstuk 47 · Hoofdstuk 48 · Hoofdstuk 49 · Hoofdstuk 50 · Hoofdstuk 51


[77]

[...]

HOOFDSTUK 42.

Over vrouwen en dochters.

  MAAR schaam u over geen van déze stukken en doe om niemands wil


[78]

2 onrecht, namelijk over de wet en het verbond des Hoogstens; den god-
3 vreezende bij het recht te behouden; getrouw te handelen jegens den
4 naaste en de medgezellen; den vrienden het erfdeel toe te voegen; naarstig
  te zijn, rechte maat en gewicht te houden; tevreden te zijn, hetzij gij
5 veel of weinig wint; recht te handelen met het tijdelijke goed in het
  koopen en verkoopen; de kinderen met naarstigheid te tuchtigen; den
6 ondeugden knecht wèl re geeselen; voor eene kwade vrouw het uwe
  wèl te bewaren; waar men te veel toetast, alles wèl weg te sluiten;
7 hetgeen men hun onder de handen moet geven, alles te tellen en af te
8 wegen; alle uitgaaf en onvangst aan te schrijven; de onverstandigen en
  dwazen te onderwijzen; ook de geheel oude lieden, dat zij met de jonge
  niet twisten: — aldus wordt gij een recht geschikt mensch en bij alle
  lieden geprezen.
9       Eene dochter, die nog ongehuwd is, veroorzaakt den vader veel wakens
  en het zorgen voor haar beneemt hem veel slaaps: terwijl zij jong is,
  dat zij veroudere; of als zij een man krijgt, dat hij op haar kon vergramd
10 worden; of terwijl zij nog maagd is, dat zij geschonden en in des vaders
  huis zwanger worde of als zij bij den man is, dat zij zich niet recht
11 gedrage, of dat hij geen kind bij haar krijge. Als uwe dochter niet
  zedig is, zoo houd ze streng, opdat zij u niet bij uwe vijanden tot een
  bespotting make, en de geheele stad van u spreke, en gij van elkeen
  schande hooren en u voor alle lieden schamen moet.
12       Zie niet om naar schoone menschen, en wees niet zoo gaarne bij de
13 vrouwen; want gelijk uit de kleederen motten komen, alzoo komt van
14 de vrouwen veel kwaad. Het is veiliger bij een kwaden man te zijn,
  dan bij een vriendelijke vrouw, die hem tot hoon en spot maakt.
Gods heerlijkheid in de natuur.
15       Ik zal nu de werken des Heeren prijzen en wat ik gezien heb ver-
16 kondigen. a Door het woord des Heeren zijn zijne werken geworden. De a Gen. 1 : 3.
  zon geeft aan de geheele wereld licht en des Heeren werk is vol van
17 zijne heerlijkheid. Het is ook den heiligen door den Heer nog nooit
  gegeven, dat zij al zijne wonderen uitspreken konden; want de almach-
  tige Heer heeft ze te groot gemaakt en alle dingen zijn te groot om ze
18 naar waarde te loven. b Hij alleen onderzoekt den afgrond en de harten b Ps. 139.
19 der menschen en hij weet wat zij denken. Want de Heer weet alle    Jer. 17 : 9, 10.
20 dingen en hij ziet op welken tijd alles geschieden zal. Hij verkondigt
  wat verleden en wat toekomst is en openbaart wat verborgen is; hij
21 verstaat alwat geheim is, en hem is geen zaak verborgen. Hij betoont
  zijne groote wijsheid heerlijk en hij is van eeuwigheid tot eeuwigheid.
22 Men kan hem niet grooter noch kleiner maken; c en hij behoeft geen c Rom. 11 : 34.
23 raadrever. Hoe liefelijk zijn al zijne werken, hoewel men nauwelijks een
24 vonkje daarvan kennen kan. Het leeft alles en blijft altoos; en waartoe
25 hij ze noodig heeft, daartoe zijn ze alle gehoorzaam. Er zijn altijd twee
  tegen twee, en één tegen één; en wat hij maakt, daar is geen gebrek
26 aan. En hij heeft ieder ding geordend, dat het eene aan het andere
  tot nut zal zijn.