Apocriefe boeken/Jezus Sirach 32

Uit Wikisource

Jezus Sirach 32

Auteur Anoniem
Genre(s) Religie
Brontaal Nederlands
Datering 1906
Vertaler Adolf Visscher (1686-1746)
Bron Anoniem (1906) De apocriefe boeken. Uit de Hoogduitsche vertaling van M. Luther eertijds door Adolf Visscher in het Nederduitsch overgezet, [Amsterdam]: Nederlandsch Bijbelgenootschap, pp. 68-69. Zie Bestand:De apocriefe boeken p 068.jpg en Bestand:De apocriefe boeken p 069.jpg.
Auteursrecht Publiek domein
Het boek van Jezus Sirach
Hoofdstuk 1 · Hoofdstuk 2 · Hoofdstuk 3 · Hoofdstuk 4 · Hoofdstuk 5 · Hoofdstuk 6 · Hoofdstuk 7 · Hoofdstuk 8 · Hoofdstuk 9 · Hoofdstuk 10 · Hoofdstuk 11 · Hoofdstuk 12 · Hoofdstuk 13 · Hoofdstuk 14 · Hoofdstuk 15 · Hoofdstuk 16 · Hoofdstuk 17 · Hoofdstuk 18 · Hoofdstuk 19 · Hoofdstuk 20 · Hoofdstuk 21 · Hoofdstuk 22 · Hoofdstuk 23 · Hoofdstuk 24 · Hoofdstuk 25 · Hoofdstuk 26 · Hoofdstuk 27 · Hoofdstuk 28 · Hoofdstuk 29 · Hoofdstuk 30 · Hoofdstuk 31 · Hoofdstuk 32 · Hoofdstuk 33 · Hoofdstuk 34 · Hoofdstuk 35 · Hoofdstuk 36 · Hoofdstuk 37 · Hoofdstuk 38 · Hoofdstuk 39 · Hoofdstuk 40 · Hoofdstuk 41 · Hoofdstuk 42 · Hoofdstuk 43 · Hoofdstuk 44 · Hoofdstuk 45 · Hoofdstuk 46 · Hoofdstuk 47 · Hoofdstuk 48 · Hoofdstuk 49 · Hoofdstuk 50 · Hoofdstuk 51


[68]

[...]

HOOFDSTUK 32.

Voorschriften aangaande bescheidenheid en godsvrucht.

  HEEFT men u tot spijsmeester [over uwe broeders] verkozen, zoo verhef
  u niet daarop, maar houd u als zij, zorg eerst voor hen, dan moogt hij
2 gaan zitten. En als gij alles gedaan hebt wat u betaamt te doen, zet
3 u dan onder hen, opdat zij met u vroolijk mogen zijn, en gij de eer
  daarvan verkrijgt, dat men u een zedig, vriendelijk man noemt.
4       De oudste moet spreken; want het betaamt hem, als hij ervaren is.
5 En verhinder hen niet, die muziek maken; 6 en als men liederen zingt,
  zoo praat er niet onder en spaar uwe wijsheid tot op een anderen tijd.
7 Gelijk een robijn in fijn goud blinkt, zoo versiert een gezang den maal-
8 tijd. Gelijk een smaragd in schoon goud staat, 9 alzoo versieren de
  liederen bij den goeden wijn.
10       Een jongeling mag ook wel spreken één- of tweemaal, als het hem
10 noodig is, en, als men hem vraagt, moet hij het kort maken, 12 en zich
13 houden als wie niet veel weet, en liever zwijgen; en hij moet zich den
  heerschers niet gelijk achten, en, als een oude spreekt, niet daaronder


[69]

14 snappen. Aan den donder gaat groote bliksem vooraf: alzoo maakt ook
  bescheidenheid groote gunst.
15       Sta ook bij tijds op en wees niet de laatste, 16 maar ga tijdig naar
  huis en wees niet moedwillig; daar moogt gij schertsen en doen wat gij
17 wilt; mits gij niets kwaads doet en niemand trotsch bejegent. Maar dank
  voor dat alles hem, die u geschapen en met zijne goederen verzadigd heeft.
18       Wie den Heer vreest, laat zich gaarne onderwijzen; en wie zich vroeg
19 daartoe schikt, zal genade vinden. Wie naar Gods woord vraagt, zal het
  rijkelijk verkrijgen; maar wie het niet met ernst meent, wordt er slechts
20 erger door. Wie den Heer vreest, treft de rechte leer en maakt, dat de
  gerechtigheid blinkt als een licht.
21       a Een goddelooze laat zich niet bestraffen en weet zich in zijn voor- a Spr. 13 : 1.
  nemen te behelpen met het voorbeeld van andere lieden.
22       Een verstandig man veracht geen goeden raad; 23 maar een woest
  en hoovaardig mensch vreest niet, en heeft hij iets gedaan, dan weet hij
24 zichzelf niet te raden. Doe niets zonder raad, zoo berouwt het u niet
25 na de daad. Ga niet waar gij licht zoudt vallen, noch waar gij u
26 aan de steenen zoudt kunnen stooten. Verlaat u niet daarop, dat de
27 weg effen is; ja wacht u voor uwe eigen kinderen. Wat gij u ook voor-
28 neemt, vertrouw u zelf, want dat is ook Gods geboden houden. Wie
  Gods woord gelooft, acht de geboden; en wie den Heer vertrouwt b dien b Ps. 23 : 1, 84 : 12.
  zal niets ontbreken.