Apocriefe boeken/Jezus Sirach 30

Uit Wikisource
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Jezus Sirach 30

Auteur Anoniem
Genre(s) Religie
Brontaal Nederlands
Datering 1906
Vertaler Adolf Visscher (1686-1746)
Bron Anoniem (1906) De apocriefe boeken. Uit de Hoogduitsche vertaling van M. Luther eertijds door Adolf Visscher in het Nederduitsch overgezet, [Amsterdam]: Nederlandsch Bijbelgenootschap, p. 67. Zie Bestand:De apocriefe boeken p 067.jpg.
Auteursrecht Publiek domein
Het boek van Jezus Sirach
Hoofdstuk 1 · Hoofdstuk 2 · Hoofdstuk 3 · Hoofdstuk 4 · Hoofdstuk 5 · Hoofdstuk 6 · Hoofdstuk 7 · Hoofdstuk 8 · Hoofdstuk 9 · Hoofdstuk 10 · Hoofdstuk 11 · Hoofdstuk 12 · Hoofdstuk 13 · Hoofdstuk 14 · Hoofdstuk 15 · Hoofdstuk 16 · Hoofdstuk 17 · Hoofdstuk 18 · Hoofdstuk 19 · Hoofdstuk 20 · Hoofdstuk 21 · Hoofdstuk 22 · Hoofdstuk 23 · Hoofdstuk 24 · Hoofdstuk 25 · Hoofdstuk 26 · Hoofdstuk 27 · Hoofdstuk 28 · Hoofdstuk 29 · Hoofdstuk 30 · Hoofdstuk 31 · Hoofdstuk 32 · Hoofdstuk 33 · Hoofdstuk 34 · Hoofdstuk 35 · Hoofdstuk 36 · Hoofdstuk 37 · Hoofdstuk 38 · Hoofdstuk 39 · Hoofdstuk 40 · Hoofdstuk 41 · Hoofdstuk 42 · Hoofdstuk 43 · Hoofdstuk 44 · Hoofdstuk 45 · Hoofdstuk 46 · Hoofdstuk 47 · Hoofdstuk 48 · Hoofdstuk 49 · Hoofdstuk 50 · Hoofdstuk 51


[67]

[...]

HOOFDSTUK 30.

Aanbeveling van goede tucht over Kinderen. — Zefen der gezondheid.

  a WIE zijn kind liefheeft houdt het gestadig onder de roede, opdat hij er a Spr. 13 : 24.
2 daarna vreugd aan beleve. Wie zijn kind in de tucht houdt zal er zich    23 : 14.
  over verblijden en behoeft er zich bij de bekenden niet over te schamen.
3 Als iemand zijn kind wèl onderwijst, verdriet het zijnen vijand, maar
4 verblijdt zijne vrienden; want, als zijn vader sterft, is het alsof hij niet
5 gestorven ware; want hij heeft zijns gelijke nagelaten. Toen hij leefde,
  zag hij zijnen lust en had vreugde aan hem; toen hij stierf, behoefde hij
6 niet te zorgen; want hij heeft nagelaten eene beschutting tegen zijne
7 vijanden, en die de vrienden weder dienen kan. Maar wie over zijn
  kind te zacht is, beklaagt zijne striemen en verschrikt zoo dikwijls het
8 weent. Een verwend kind wordt moedwillig gelijk een wild paard.
9 Liefkoos uw kind, zoo moet gij naderhand voor hem vreezen; speel met
10 hem, zoo zal hij u daarna bedroeven. Scherts niet met hem, opdat gij
  in het vervolg niet met hem treuren moet en uwe tanden ten laatste
11 moeten knarsen. Laat hem zijnen wil niet in de jeugd en ontschuldig
12 zijne dwaasheid niet. Buig hem den hals, terwijl hij nog jong is, sla hem
  wakker op den rug, terwijl hij nog klein is, opdat hij niet halsstarrig
13 en u ongehoorzaam worde. Tuchtig uw kind en laat het niet ledig gaan,
  opdat gij wegens hem niet te schande wordt.
14       Het is beter, dat iemand arm is en daarbij frisch en gezond, dan rijk
15 en ongezond. Gezond en frisch zijn is beter dan goud, en een gezond
16 lichaam is beter dan een groot vermogen. Er is geen rijkdom te ver-
  gelijken bij een gezond lichaam, en geen vreugd is er gelijk de vreugd
17 des harten. De dood is beter dan een ziek leven of gestadige krankheid.
18 Het is evenals een goed gerecht voor een mond, die niet eten kan, en
19 als de spijs, die men bij het graf van een doode zet. Want wat is het
20 offer den afgod nut? Hij kan immers noch eten noch ruiken. Zóó is het
21 met den rijke ook, dien God ziekt maakt: hij ziet het wel met de oogen
  en zucht er naar, en hij is als een gesnedene, die bij eene maagd ligt
  en zucht.
22       Maak uzelf niet treurig en plaag uzelf niet met uwe eigene gedachten;
23 b want een vroolijk hart is des menschen leven en zijne vreugd is zijn b Spr. 15 : 13.
24 lang leven. Doe u wat tegoed en troost uw hart en drijf de treurigheid
25 verre van u; c want treurigheid doodt vele lieden en dient toch nergens c 2 Kor. 7 : 10.
26 toe. IJver en toorn verkorten het leven, 27 en zorg maakt oud vóór den
27 rijd. Een vroolijk hart smaakt alles wèl wat hij eet.