Apocriefe boeken/Jezus Sirach 46

Uit Wikisource
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Jezus Sirach 46

Auteur Anoniem
Genre(s) Religie
Brontaal Nederlands
Datering 1906
Vertaler Adolf Visscher (1686-1746)
Bron Anoniem (1906) De apocriefe boeken. Uit de Hoogduitsche vertaling van M. Luther eertijds door Adolf Visscher in het Nederduitsch overgezet, [Amsterdam]: Nederlandsch Bijbelgenootschap, pp. 81-82. Zie Bestand:De apocriefe boeken p 081.jpg en Bestand:De apocriefe boeken p 082.jpg.
Auteursrecht Publiek domein
Het boek van Jezus Sirach
Hoofdstuk 1 · Hoofdstuk 2 · Hoofdstuk 3 · Hoofdstuk 4 · Hoofdstuk 5 · Hoofdstuk 6 · Hoofdstuk 7 · Hoofdstuk 8 · Hoofdstuk 9 · Hoofdstuk 10 · Hoofdstuk 11 · Hoofdstuk 12 · Hoofdstuk 13 · Hoofdstuk 14 · Hoofdstuk 15 · Hoofdstuk 16 · Hoofdstuk 17 · Hoofdstuk 18 · Hoofdstuk 19 · Hoofdstuk 20 · Hoofdstuk 21 · Hoofdstuk 22 · Hoofdstuk 23 · Hoofdstuk 24 · Hoofdstuk 25 · Hoofdstuk 26 · Hoofdstuk 27 · Hoofdstuk 28 · Hoofdstuk 29 · Hoofdstuk 30 · Hoofdstuk 31 · Hoofdstuk 32 · Hoofdstuk 33 · Hoofdstuk 34 · Hoofdstuk 35 · Hoofdstuk 36 · Hoofdstuk 37 · Hoofdstuk 38 · Hoofdstuk 39 · Hoofdstuk 40 · Hoofdstuk 41 · Hoofdstuk 42 · Hoofdstuk 43 · Hoofdstuk 44 · Hoofdstuk 45 · Hoofdstuk 46 · Hoofdstuk 47 · Hoofdstuk 48 · Hoofdstuk 49 · Hoofdstuk 50 · Hoofdstuk 51


[81]

[...]

HOOFDSTUK 46.

Van Jozua en Kaleb, de richters en Samuel.

a JOZUA, de zoon van Nun, was een held in den strijd en een profeet na a Deut. 34 : 9.
2 Mozes; die groote overwinningen behaalde voor de uitverkorenen Gods,
  gelijk zijn naam te kennen geeft, en hen wreekte aan de vijanden,
  door welke zij aangetast werden, opdat Israël hun erfdeel mocht krijgen.
3 Hij heeft eer behaald, b toen hij de hand uitstrekte en het zwaard uittrok b Joz. 8 : 18, 19, 26.
4 tegen de steden. Wie heeft ooit zoo vrijmoedig gestaan? Hij ving de
5 vijanden des Heeren. Om zijnentwil c stond de zon stil, en één dag werd c Joz. 10 : 12-14.
6 zoolang als twee. Hij riep den Hoogste en Machtige aan, toen hij zijne
  vijanden overal benauwde; en de Heer, de Verhevene, verhoorde hem
7 en d liet zeer groote hagelsteenen vallen op de vijanden, en hij sloeg de d Joz. 10 : 11.
  tegenpartijders dood, toen zij aftrokken; en de volken werden gewaar
8 wat voor geschut deze hadden, en dat de Heer zelf tegenwoordig was in
9 den strijd, omdat hij den Almachtige trouw gevolgd was. e En ten tijde e Num. 14 : 6-9.
  van Mozes deden hij en Kaleb, de zoon van Jefunne, een goed werk:
  toen stonden zij tegen de menigte en weerden van het volk de zonde,


[82]

10 en stilden het schadelijke oproer. Daarom zijn zij beiden alléén behouden
  onder zeshonderdduizend man en hebben het volk tot het erfdeel gebracht
11 in het land, waar melk en honig vloeit. En de heer f behield Kaleb de f Joz. 14 : 11.
  lichaamskrachten tot in zijnen ouderdom, dat hij optrok op het gebergte
12 in het land; en zijn zaad bezat het erfdeel; opdat alle kinderen Israëls
  mochten zien, hoe goed het is den Heer te gehoorzamen.
13       En de richters, een iegelijk naar zijnen naam, die geen afgoderij
14 bedreven noch van den Heer afvielen, worden óók geprezen. Hun gebeente
15 groent nog altoos waar zij liggen, en hun naam wordt geprezen in hunne
  kinderen, door welke hij geërfd is.
16       En Samuel, de profeet des Heeren, van zijnen God bemind, richtte
17 een koninkrijk op en g zalfde vorsten over zijn volk. Hij richtte de ge- g 1 Sam. 10 : 1.
18 meente naar de wet des Heeren; en de Heer zag Jakob weder aan. En    16 : 13.
  de profeet werd oprecht en getrouw bevonden, en men erkende dat zijne
19 profetiën zekerlijk waar werden. Hij riep den Heer, den Machtige, aan,
20 toen hij zijne vijanden overal benauwde, en offerde een jong lam. En de
  Heer h donderde uit den hemel en liet zich hooren in een groot onweder h 1 Sam. 7 : 9, 10.
21 en versloeg de vorsten der vijanden en alle machtigen der Filistijnen.    1 Sam. 12 : 18.
22 En vóór zijn einde, eer hij stierf, betuigde hij voor den Heer en zijnen
  gezalfde, i dat hij van geen mensch geld, zelfs niet een schoen genomen i 1 Sam. 12 : 3-5.
23 had; en geen mensch kon hem ergens van beschuldigen. En toen hij nu
  ontslapen was, profeteerde hij en j verkondigde den koning zijn einde j 1 Sam. 28 : 15-19.
  en liet zich hooren uit de aarde en profeteerde, dat de goddelooze lieden
  zouden omkomen.