Apocriefe boeken/Jezus Sirach 6

Uit Wikisource

Jezus Sirach 6

Auteur Anoniem
Genre(s) Religie
Brontaal Nederlands
Datering 1906
Vertaler Adolf Visscher (1686-1746)
Bron Anoniem (1906) De apocriefe boeken. Uit de Hoogduitsche vertaling van M. Luther eertijds door Adolf Visscher in het Nederduitsch overgezet, [Amsterdam]: Nederlandsch Bijbelgenootschap, pp. 46-47. Zie Bestand:De apocriefe boeken p 046.jpg en Bestand:De apocriefe boeken p 047.jpg.
Auteursrecht Publiek domein
Het boek van Jezus Sirach
Hoofdstuk 1 · Hoofdstuk 2 · Hoofdstuk 3 · Hoofdstuk 4 · Hoofdstuk 5 · Hoofdstuk 6 · Hoofdstuk 7 · Hoofdstuk 8 · Hoofdstuk 9 · Hoofdstuk 10 · Hoofdstuk 11 · Hoofdstuk 12 · Hoofdstuk 13 · Hoofdstuk 14 · Hoofdstuk 15 · Hoofdstuk 16 · Hoofdstuk 17 · Hoofdstuk 18 · Hoofdstuk 19 · Hoofdstuk 20 · Hoofdstuk 21 · Hoofdstuk 22 · Hoofdstuk 23 · Hoofdstuk 24 · Hoofdstuk 25 · Hoofdstuk 26 · Hoofdstuk 27 · Hoofdstuk 28 · Hoofdstuk 29 · Hoofdstuk 30 · Hoofdstuk 31 · Hoofdstuk 32 · Hoofdstuk 33 · Hoofdstuk 34 · Hoofdstuk 35 · Hoofdstuk 36 · Hoofdstuk 37 · Hoofdstuk 38 · Hoofdstuk 39 · Hoofdstuk 40 · Hoofdstuk 41 · Hoofdstuk 42 · Hoofdstuk 43 · Hoofdstuk 44 · Hoofdstuk 45 · Hoofdstuk 46 · Hoofdstuk 47 · Hoofdstuk 48 · Hoofdstuk 49 · Hoofdstuk 50 · Hoofdstuk 51


[46]

[...]

HOOFDSTUK 6.

Hoe men met vrienden moet omgaan. Vermaning om naar de wijsheid te streven.

  LAAT u niet bewegen op uwen vriend toortnig te worden; want zulk een
2 boosdoener wordt eindelijk te schande. Ach uzelf niet te wijs, om ieder-
3 een te berispen; opdat uwe bladeren niet verwelken en uwe vruchten
4 niet verderven en ook gij daarna niet wordt als een dorre boom. Want
  zulk een venijnig mensch verderft zichzelf, en wordt zijn vijanden ten
5 spot. Wederom, wie alles ten beste uitlegt, die maakt zich vele vrienden;
  en wie het beste van eene zaak spreekt, van dien spreekt men wederom
  het beste.
6       Houd u jegens iedereen vriendelijk, doch vertrouw onder duizenden
7 nauwelijks één. Vertrouw geen vriend, tenzij gij hem beproefd hebt in
8 den nood; want er zijn vele vrienden, zoolang zij wat genieten kunnen,
9 maar in den nood houden zij geen stand. En er is menige vriend, die
10 ras vijand wordt; en hij maakt den strijd bekend, u tot schande. Ook zijn
11 er sommige tafelvrienden, maar zij blijven het niet in den nood: zoolang
  het u welgaat, is hij uw medgezel, en leeft in uw huis, alsof hij ook
12 huisheer ware; maar gaat het u kwalijk, zoo staat hij tegen u op en is
13 nergens te vinden. Onttrek u aan uwe vijanden en wacht u tevens ook
  voor vrienden.
14       Een getrouw vriend is eene sterke beschutting; wie dien heeft, die
15 heeft een grooten schat. Een getrouw vriend is met geen geld noch goed
16 te betalen. Een getrouw vriend is een troost des levens; wie God vreest,
17 verkrijgt zulk een vriend. Want wie God vreest, dien zal het wèl ge-
  lukken met vrienden; en gelijk hij is, zoo zal zijn vriend ook zijn.
18       Mijn kind, laat de wijsheid u onderwijzen van jongs af, zoo zult gij
19 een wijs man worden. Voeg u bij haar als iemand, die ploegt en zaait,
20 en verwacht hare goede vruchten. Gij moet om haar een kleinen tijd
  moeite en arbeid hebben, maar zeer spoedig zult gij hare vruchten ge-
21 nieten. Bitter is zij voor de onverstandige menschen, en een roekelooze


[47]

22 blijft niet bij haar; want zij is hem een harde toetssteen en hij werpt
23 ze schielijk van zich weg. Zij roemen wel veel van de wijsheid, maar
  weten er weinig van.
24       Mijn kind, hoor naar mijne leer, en veracht mijnen raad niet. 25 Geef
26 uwe voeten in hare boeien en uwen hals in hare halsijzers. Buig uwe
27 schouders en draag ze en stel u niet tegen hare banden. Voeg u bij
28 haar van ganscher harte en blijf met alle krachten op haren weg. Spoor
  haar op en zoek haar, zoo zult gij ze vinden; en als gij ze verkrijgt,
29 laat haar niet vàn u; want eindelijk zult gij troost aan haar hebben en
30 uw verdriet zal in vreugde veranderd worden, en hare boeien zullen u
31 een sterke bescherming en hare halsijzers een heerlijk kleed worden. Zij
32 heeft eene gouden kroon met een purper hoofdsieraad. a Dat kleed zult a Spr. 1 : 9.
33 gij aantrekken en die schoone kroon zult gij opzetten. Mijn kind, wilt
  gij volgen, zoo wordt gij wijs; en neemt gij het ter harte, zoo wordt gij
34 verstandig. Als gij gaarne gehoor zult geven, zult gij ze verkrijgen; en
35 indien gij uwe ooren zult neigen, zult gij wijs worden. Wees gaarne bij
  de ouden; en waar een wijs man is, voeg u bij hem. Hoor gaarne Gods
36 woord en let op de goede spreuken der wijsheid. Waar gij een bedacht-
  zamen man ziet, kom tot hem met vlijt, en ga bij hem gestadig uit en
37 in. b Betracht altoos Gods geboden, en denk gestadig aan zijne woorden; b Ps. 1 : 2.
  hij zal uw hart volkomen maken en u wijsheid geven, gelijk gij begeert.