Apocriefe boeken/Jezus Sirach 24

Uit Wikisource
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Jezus Sirach 24

Auteur Anoniem
Genre(s) Religie
Brontaal Nederlands
Datering 1906
Vertaler Adolf Visscher (1686-1746)
Bron Anoniem (1906) De apocriefe boeken. Uit de Hoogduitsche vertaling van M. Luther eertijds door Adolf Visscher in het Nederduitsch overgezet, [Amsterdam]: Nederlandsch Bijbelgenootschap, pp. 61-62. Zie Bestand:De apocriefe boeken p 061.jpg en Bestand:De apocriefe boeken p 062.jpg.
Auteursrecht Publiek domein
Het boek van Jezus Sirach
Hoofdstuk 1 · Hoofdstuk 2 · Hoofdstuk 3 · Hoofdstuk 4 · Hoofdstuk 5 · Hoofdstuk 6 · Hoofdstuk 7 · Hoofdstuk 8 · Hoofdstuk 9 · Hoofdstuk 10 · Hoofdstuk 11 · Hoofdstuk 12 · Hoofdstuk 13 · Hoofdstuk 14 · Hoofdstuk 15 · Hoofdstuk 16 · Hoofdstuk 17 · Hoofdstuk 18 · Hoofdstuk 19 · Hoofdstuk 20 · Hoofdstuk 21 · Hoofdstuk 22 · Hoofdstuk 23 · Hoofdstuk 24 · Hoofdstuk 25 · Hoofdstuk 26 · Hoofdstuk 27 · Hoofdstuk 28 · Hoofdstuk 29 · Hoofdstuk 30 · Hoofdstuk 31 · Hoofdstuk 32 · Hoofdstuk 33 · Hoofdstuk 34 · Hoofdstuk 35 · Hoofdstuk 36 · Hoofdstuk 37 · Hoofdstuk 38 · Hoofdstuk 39 · Hoofdstuk 40 · Hoofdstuk 41 · Hoofdstuk 42 · Hoofdstuk 43 · Hoofdstuk 44 · Hoofdstuk 45 · Hoofdstuk 46 · Hoofdstuk 47 · Hoofdstuk 48 · Hoofdstuk 49 · Hoofdstuk 50 · Hoofdstuk 51


[61]

[...]

HOOFDSTUK 24.

Lof der wijsheid en der Heilige Schrift.

  DE wijsheid prijst zichzelve, en onder het volk roemt zij zichzelve. 2 Zij
3 predikt in de gemeente Gods 3 en looft zich in zijn rijk, 4 en spreekt
5 aldus: Ik ben uit den mond des Allerhoogsten uitgegaan en zweefde
6 boven de geheele aarde als de wolken. Mijne tent was in de hoogte
7 en mijn stoel in de wolken. Ik alleen was overal, zoo wijd als de hemel
8 is, en zoo diep als de afgrond is; 9 overal in de zee, overal op de aarde,
10 onder alle lieden, onder alle volken: 11 bij deze allen heb ik woning
  gezocht, opdat ik ergens eene plaats vond.
12       Toen gebood de Schepper van alle dingen mij, en die mij geschapen
13 heeft bestelde mij eene woning, en sprak: In Jakob zult gij wonen en
14 in Israël zal uw erf zijn. a Vóór de wereld, het het begin af, ben ik a Spr. 8 : 22.
  geschapen, en zal eeuwig blijven en heb voor hem in de hut gediend


[62]

15 en daarna te Zion eene vaste plaats gekregen; en hij heeft mij in de
  heilige stad gezet, opdat ik te Jeruzalem regeeren zoude.
16       Ik ben ingeworteld bij een geërd volk, dat Gods erfdeel is. 17 Ik ben
  hoog gewassen als een cederboom op den Libanon, en als een cypresse-
18 boom op het gebergte Hermon. Ik ben opgewassen als een palmboom
19 aan het water, en als de roozeboomen, die men te Jericho kweekt; als
  een schoone olijfboom op een fraai veld; ik ben opgewassen als een
20 ahornboom. Ik gaf een liefelijken geur van mij, als kaneel en kostelijke
21 kruiden, en als de beste mirre, als galban en sardónyx en mirre, en
22 de wierook in den tempel. Ik breidde mijne takken uit als een eik, en
23 mijne takken waren schoon en vermakelijk; ik gaf een liefelijken geur
24 van mij als de wijnstok, en mijne bloesems brachten heerlijke en rijke
25 vruchten. b Komt herwaarts tot mij, gij allen, die mij begeert, 26 en ver- b Matth. 11 : 28.
  zadigt u aan mijne vruchten.
27       c Mijne heer is zoeter dan honing en mijne gave zoeter dan honingzeem. c Ps. 19 : 11.
28 Wie van mij eet, die hongert altoos naar mij; 29 en wie van mij drinkt,    119 : 103.
30 dien dorst altoos naar mij; wie mij gehoor geeft, wordt niet te schande;
31 en wie mij volgt, zal onschuldig blijven.
32       Dit alles is juist het boek des verbonds, met den hoogsten God
33 gemaakt, namelijk de wet, welke Mozes den huize Jakobs tot een schat
34 bevolen heeft; waaruit de wijsheid gevloten is, gelijk de rivier d Pison, d Gen. 2 : 11.
35 als zij hoog is, en gelijk de rivier de Tiger, als zij overloopt in de lente;
36 waaruit het verstand gevloten is, gelijk de Eufraat, als hij hoog is, en
37 gelijk de e Jordaan in den oogst. Daaruit is de tucht voortgekomen, e Joz. 3 : 15.
38 gelijk het licht, en gelijk de rivier de Nijl in den herfst. Hij is er nooit
  geweest, die haar uitgeleerd heeft, en hij zal nimmer geboren worden,
39 die haar doorgronden kan; want haar zin is rijker dan eenige zee, en
40 haar woord f dieper dan eenige afgrond. Maar ik ben voortgekomen f Rom. 11 : 33.
  als een beekje uit den stroom en gelijk eene waterleiding in de lusthof.
41 Ik sprak: ik wil mijnen tuin beproeven 42 en drenken mijne weide;
43 daar worden mijne beekjes tot groote rivieren, 44 en mijne rivieren
45 worden eene groote zee; want mijne leer licht zoo wijd als de lichte
46 morgen en zij schijnt ver. Ook stort mijne leer eene profetie uit, die
47 eeuwig blijven moet. Daar ziet gij, dat ik niet voor mij alleen arbeid,
  maar voor allen, die de wijsheid begeeren.